Geplaatst op

Familieopstelling is jarig!

kluun boeken

‘Zo,’ zegt mijn onvoorstelbaar erudiete uitgever Joost Nijsen, als we van de roltrap naar de boekenafdeling van de Bijenkorf stappen. ‘We lopen eerst even langs de chef van de boekenafdeling. Eeven hadden schudden, dat kan nooit kwaad.’

Ik voel me als een koe die wordt rondgeleid in het abattoir. Het zijn de Bijenkorf Schrijversdagen. Er komen meer dan dertig schrijvers vanmiddag. Ik ben hier eerder geweest.           De Bijenkorf is op deze dagen een soort Albert Cuypmarkt waar de boeken als vissen worden opgepakt, betast, bekeken en vervolgens weer teruggelegd. ‘Hoe laat mag ik vanmiddag weer naar huis, Joost?’

‘Niet zeuren. Vijf uur. O, en de redacteur van De Wereld Draait Door komt waarschijnlijk nog even langs. Als je haar ziet moet je even een paar gekke dingen roepen.’

‘Zoals?’

‘Verzin maar wat. Als je maar geschifter lijkt dan Joost Zwagerman of Ali B. Zeg maar dat je het met Heleen van Royen hebt gedaan. Of met Hanna Bervoets, maakt niet uit.’

‘Mag het ook Susan Smit zijn?’

‘Nee, het moet wel geloofwaardig blijven, Kluun.’

We komen aan bij een grote tafel waarop mijn boeken in optimistisch hoge stapels zijn neergelegd.

Een stel van middelbare leeftijd houdt de pas in als ze mij achter de tafel zien plaatsnemen.

De vrouw kijkt zuinig. Een type dat zwemt met droog haar. Haar man draagt een rood Gaastra jack. Hij houdt zich half schuil achter haar. Mijn uitgever spreekt het stel direct aan. ‘Mevrouw, meneer, misschien interesse in een gesigneerd boek van deze schrijver?’

Ik krimp ineen als een makreel in het zich van het vissersnet. De man draait zijn hoofd schielijk weg. Zjn blik blijft hangen op Susan Smit, die aan de tafel naast me gebukt een boek aan het signeren is. De blik van de vrouw richt zich van Nijsen naar mij. Ze kijkt me ongegeneerd lang aan. Dan richt ze zich weer tot mijn uitgever. ‘Ik ken hem,’ zegt ze tegen Nijsen. ‘Van tv.’

‘ik zat vorige week op de eerste rij van het oranje tribune vak bij Ik Hou Van Holland…’probeer ik mezelf een houding te geven.

Nijsen legt zijn hand op mijn schouder. ‘Dit is nu de schrijver van Komt een Vrouw Bij De Dokter…Kluun.’

Het gezicht van de vrouw verstrakt. Ze draait haar hoofd weer naar mij, kijkt me indringend aan en buigt zich iets voorover. In de Bastille is dit het teken dat er zo meteen getongzoend gaat worden, maar ik hoop met heel mijn hart dat me dat nu bespaard blijft. Een halve seconde is het stil. Dan buigt ze haar hoofd nog iets verder in de richting van mijn gezicht. ‘Bah,’ bijt ze me toe, draait zich om en loopt samen met de man in het zeiljack weg van de tafel.

Mijn zelfvertrouwen zakt tot het peil waarop het consumentenvertrouwen Nederland zich bevindt.

‘Joost, ik wil naar huis…’

‘Naar huis?! Wie denk je dat je bent, Tommy Wieringa of zo? Denk je dat ik je boeken heb uitgegeven omdat je zo goed schrijft? Het is dat die kop van jou, om voor mij verder onverklaarbare redenen het redelijk doet bij de vrouwen, anders schreef ik dat oncologische snikkelproza van jou zelf.’

‘Maar Joost, ik…’

‘Houd je mui, jank,’ sist mijn uitgever en knikt naar de vrouw die gezien haar leeftijd eigenlijk de boeken van Jan Siebelink zou moeten lezen, maar toch een exemplaar van Klunen van de stapel pakt. Ze noemt haar naam en begint te vertellen dat ze Komt een Vrouw Bij De Dokter heeft gelezen. ‘Jongen toch, ik heb toch zo gehuild,’ zegt ze.

‘Ach, je ziet er niks meer van, hoor,’ draai ik mijn voorgeprogrammeerde antwoord af.

Ze begint te vertellen dat ze vijftien jaar geleden ook een knobbeltje i haar borst had en dat ze er gelukkig op tijd bij was, maar dat het haar wel een borst en dat en dat en dat en ik krijg flashbacks van de lessen Duits van meneer Duncker op het heao op maandagmiddag, het achtste en negende uur, waar ik de minuten aftelde, nog vierendertig, nog vijfendertig, nog zesendertig en hoe lang nog tot het hier vijf uur is en de vrouw blijft maar doorpraten dat haar moeder ook al was gestorven aan borstkanker en haar oma ook en dat er in die tijd nog geen borstreconstructies waren en fuck, ik ben haar naam vergeten. ‘Hoe schrijf ik uw voornaam eigenlijk?’ vraag ik poeslief.

De verhalen van de vrouw stoppen alsof ik zojuist heb voorgesteld om haar andere borst ook te amputeren.

‘Hoe je mij voornaam spelt?’

‘Eh…ja… ik vind het altijd zo slordig als ik een naam verkeerd spel.’

‘Ik denk dat je Ans niet op zoveel verschillende manieren kunt spellen. Goedemiddag, Kluun.’

Ze beent weg. ‘Kwaad,’ zeg ik tegen mijn uitgever.

‘Opletten,’ blaft deze. ‘Handel.’

Een oudere vrouw loopt langs. Ze is al op de leeftijd dat je dreigbrieven van de DELA begint te krijgen en meer kans maakt om bekenden tegen te komen op het kerkhof dan in de aula van het bejaardencentrum.  ‘Spreek haar aan,’ bromt Joost. Met de moed der dwazen probeer ik haar aandacht te trekken. De vrouw kijkt naar de boeken als een Eskimo naar een tosti-ijzer.

‘Dat zijn boeken, mevrouw,’ help ik haar op weg.

Ze kijkt me niet erg nozel aan.

‘Omdat u anders misschien denkt dat het haringen zijn.’

De vrouw blijft me dommig aankijken. De blik staat haar vrij natuurlijk.

Ik krijg een por van mijn uitgever.

‘Zal ik er eentje voor u signe… eh… tekenen?’

‘Tekenen?’

Ah. Het kan praten.

‘Mijn handtekening erin zetten.’

‘Waarom?’

‘Omdat ik het heb geschreven en dat vinden sommige mensen leuk, een handtekening van de schrijver in hun boek.’

Ze pakt hzonder te kijken een boek van de stapel en overhandigt het me, met een voorzichtigheid waarmee je een onbekend dier iets eetbaars voorhoudt.’

‘Moet u niet weten welk boek u w…’

Weer een por van Nijsen. Objection overruled. Ik zet mijn handtekening en schrijf er ‘voor’ boven.

Geen krimp.

‘Voor,’ probeer ik.

‘Voor wat,’ kaatst ze terug.

‘Voor wie het boek is?’

‘O.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Voor mij.’

‘En wat is uw naam, mevrouw?’

‘Van Helvoirt.’

‘En heeft u ook een voornaam of is die geheim?’

‘K.’

‘K?’

‘Karen…’

‘Alsjeblieft, Karen. Veel leesplezier.’

Karen van Helvoirt schuifelt met het boek uit zicht. Ik prijs de Heer dat ik op deze verdieping het diefstalalarm bij de uitgang niet kan horen. Nog zeventwintig minuten, zie ik op mijn horloge. Ik verlang terug naar de lessen Duits van meneer Duncker.

Geplaatst op

Zweven is Leven

Nergens in het heelal wordt per avond meer rosé gedronken dan op de Parade in Amsterdam. Het festival wordt ieder jaar gehouden in het Martin Luther Kingpark, pal naast de Amstel, op tien minuten jog-afstand van mijn woonark. Geen enkele Amsterdammer komt de overige vijftig weken van het jaar in dat park, niemand weet met zekerheid te stellen of het dan überhaupt wel bestaat.

Als de Parade weer in de stad is, loopt de hele grootstedelijke meute elkaar als een kudde schapen achterna om zich er twee weken lang vol te gooien. Correctie: Rotterdammers, Hagenezen en Utrechters pakken nog weleens een voorstellinkje, maar de Amsterdammers komen hier voornamelijk om aan de met een fontein versierde bar te hangen. Jammer van al dat theater eromheen, verzuchten ze als er weer een of andere toneelspeler door je gesprek loopt te blèren. Want dat doen ze daar namelijk in groten getale. Als een stel marktkooplui roepen de artiesten door hun microfoons om het voorbijgaande publiek hun tent in te lokken. Eenmaal binnen neemt men plaats om een gammel houten bankje waar je schouder aan schouders zit met een stuk of honderd andere van het zweet gutsende mensen die zich wanhopig koelte toe wuiven met het programmaboekje. Doorgaans evenaart de temperatuur die van uw huurauto op Ibiza na een dagje stand, wanneer u zo dom was om deze niet in de schaduw te parkeren.

Nee, dan is het aan de bar beter toeven. U trekt een leuke blouse, knoopjes open tot aan de navel zodat het aanwezige borsthaar of decolleté duidelijk zichtbaar is. Gezien en gezien worden: dáár gaat het om tijdens de Parade. Menig BN’ er kan hier in het echt worden gespot. Zogenaamd nonchalant in de rij staan voor een peperduur broodje of dito plastic bekertje bier of rosé. Ook kan men hier reikhalzend uitkijken naar het prototype Amsterdamse. Hippe alternatief en niet armlastige vrouw want zoals gezegd betaal je je daar helemaal blauw. Na een avondje drinken op de Parade kan het zomaar ineens zijn dat u een tweede of derde hypotheek moet nemen en dan bent u nog niet eens naar een voorstelling geweest.

Ik ga niet naar de Parade voor de voorstellingen, de BN’ers, noch voor de rosé, maar voor de zweefmolen. Zweven is leven staat er op het bord bij de zweefmolen. Sinds jaar en dag zijn hier twee mannen aan het werk. De ene is met zijn blonde krullen een kruising tussen de Gordon van 1985 (half schaap, half mens) en Doc uit Back To The Future. Hij heeft een lijf dat je normaal alleen ziet op de Olympische Spelen, bij het Grieks-Romeinse worstelen. De andere heeft stekeltjeshaar en de blik van Vinnie Jones (de acteur en ex-voetballer die ooit een video uitbracht waarop hij met zichtbaar genoegen de allersmerigste overtredingen maakt).
De twee mannen werken zich de hele zomer het zweet tussen de billen, door om de paar seconden de zweefmolenstoeltjes een enorme zwiep te geven. Het gillen der inzittenden is tot op de Dam te horen. De mannen maken op verzoek foto’s. Niks geen IPhone, gewoon een ouderwetste polaroid. Ik heb er nu achttien. Op de eerste, van achttien jaar geleden, sta ik met mijn oudste dochter, toen zes jaar oud. In de loop der jaren zijn er op de foto’s nog twee geweldige dochters bijgekomen, alle drie kijkend met gezichten die pure kinderpret uitstralen. Een ritje kost een euro vijftig. We zouden in Nederland miljoenen kunnen besparen door alle therapeuten en maatschappelijk werkers te vervangen door zweefmolenzwiepers.

Wat had ik niet voor gegeven om deze week weer zo’n polaroid aan mijn collectie toe te voegen. Ik verlang er nu zelfs naar om met klotsende oksels in een stampvolle tent naar een artistiek verantwoorde theatervoorstelling te kijken. Met of zonder rosé. Zoals u weet gaat ook de Parade in Amsterdam dit jaar niet door. Het Martin Luther King Park is akelig stil. Geen geklater van een bar met fontein, geen opgewonden geroezemoes van in de rij staande publiek en geen gegil van de zweefmolen. We gedogen het -zucht -nog één jaar, geacht kabinet, dat er hier niet gezweefd en geroseed mag worden. Maar volgend jaar wil ik weer zweven met mijn dochters, boven de hoofden van een bomvol Martin Luther Kingpark. Al moet ik er zes vaccinaties voor laten inspuiten.

Geplaatst op

Quiet 500

Tijdens mijn studie heb ik altijd op zaterdag
en op doordeweekse avonden gewerkt. Na mijn studie ben ik meteen gaan werken. Mijn carrière ging geswind. Van assistent sales promotion was ik binnen enkele jaren European director Customer service bij Time Warner. Ik verdiende er het driedubbele van het modale salaris dat mijn moeder me had voorgerekend.
En ik was doodongelukkig.
Ik nam ontslag en ging aan de slag bij een
reclamebureau. Drie jaar later begon ik mijn eigen bureau, samen met een van mijn beste vrienden. Intussen had ik Judith ontmoet, op een mooie mei-avond tijdens het Jazz-festival in Breda. Ik was op slag verliefd, binnen een jaar woonden we samen. We waren
gelukkig, verdienden geld als water, bezochten de nieuwste hippe restaurants in dezelfde maand dat ze hun deuren hadden geopend. We trouwden, gingen op huwelijksreis naar de muzieksteden Nashville, Memphis, Baton Rouge en New Orleans, we kregen een wolk van een dochter.


Nooit kende ik armoede, het leven en de
liefde had me altijd toegelacht. Ik was ervan overtuigd dat het leven maakbaar was. Als je maar hard wilde werken. Als je maar durfde, als je maar durfde springen als je verliefd was. ‘Als iets me niet bevalt in mijn leven, dan verander ik het,’ was mijn levensmotto.

Geplaatst op

Mick & Alain

Beste Willem,

 

Hoe is het met jou en de jouwen? Ben jij nog een beetje gezond? Weer een paar kilo bijgekomen, jou kennende? Ach, wat doet het er nog toe, op een bepaald moment kom je op een gewicht dat elke kilo erbij nauwelijks meer opvalt. De wet van het remmende overgewicht. Maar heb je de Corona een beetje weten te ontlopen of was je ook het haasje? Ik wel, in november. Veel last had ik niet, beetje hoesten en wat koorts, een flinke verkoudheid. Sterker nog: ik vond het wel knus, een week lang quarantaine samen met mijn vriendin, beetje bankhangen en bingewatchen zonder pubers die je lastig vallen omdat ze nodig iets willen eten. Ik heb geen klagen. Een schrijver ziet sowieso nauwelijks mensen.

 

Maar mijn drie dochters, en alle andere jongeren, zagen hun leven meer dan een jaar on hold gezet voor een ziekte waar ze zelf met twee keer kuchen en een keer niezen al weer vanaf zijn. Laat niemand onze jongeren aso’s noemen, Willem, ik dump ze zonder pardon in de Amstel. Ik stel me wel eens voor dat er over een jaar of dertig, veertig een zaal vol studenten Medicijnen op de Uva college krijgen en terugblikken op deze tijd. ‘Ze raakten in 2020 volledig in paniek, toen het virus hele ziekenhuizen en mortuaria in Italië en Spanje deed overspoelen en weet je wat ze besloten als maatregelen? Massale lockdowns. Niemand naar buiten. Niet samen sporten. Geen buitenlucht. Binnen blijven. Blijf thuis! stond er op borden boven snelwegen, Ga niet naar buiten! was de boodschap van onze leiders en hun adviseurs op persconferenties.’ De studenten zullen gieren van het lachen, elkaar hoofdschuddend aankijken en hoofdschuddend over zoveel medisch onbenul naar onze generaties kijken zoals wij naar de schilderijen in het Rijksmuseum waarop dokters mensen met aderlaten en schedel lichten van hun kwalen dachten te genezen.

 

Willem, ik ben me de laatste maanden van de lockdown steeds meer gaan ergeren aan de rigide maatregelen, de pedante zelfgenoegzaamheid en het über-stellige geloof in het eigen gelijk van OMT, kabinet en RIVM. Het botte wegzetten van hele groepen jongeren als tuig, volwassen als ‘aso’s’ betitelen omdat ze zich even niet helemaal aan het woud van opgelegde Corona-regels houden, schijtziek word ik ervan. Na een jaar zwalkend Corona-beleid zou een beetje bescheidenheid meer op zijn plaats zijn, maar het lijkt wel of er twee werelden waren ontstaan. Eentje van de rekenmodellen, grafieken, voorspellingen en cijfers en R-getallen in Den Haag en de andere waarin mensen allemaal op hun manier de draad oppakten om weer iets van het leven te maken. Toch maar oma gaan opzoeken, al is het met drie jassen aan buiten in de tuin. Gewoon voetballen op het plein met een cluppie vrienden. Samen een flesje wijn op het gras in de zon. Voetbal kijken met een paar maten.

 

Van ellende heb ik dit voorjaar maar een bar in huis aangeschaft. Je moest wat. Een vriend van me met wie ik samen een beetje handel in sixties en seventies designspul, vond ’m. Het is een thuisbar van een van de merken die jouw magazine sponsoren, Willem, Chivas Regal. Die plaatsten dit soort barren in de vroege jaren zeventig bij celebrities thuis. De mijne stond in het huis van Alain Delon. Jonge lezertjes hebben geen idee wie dat nou weer is, maar dit was de Brad Pitt, de Leonardo diCaprio, de Pieter Omtzigt van de sixties. Alain deed het onder andere met Dalida, Romy Schneider, Rosalie van Breemen en Brigitte Bardot. Het idee, Willem, dat ik thuis een whisky drink aan de bar waarop Delon en BB elkaar misschien wel van jetje hebben liggen geven, stemde me een beetje mild in tijden dat de wijze heren van RIVM en kabinet een bezoek aan een terras of restaurant als even gevaarlijk voor de volksgezondheid beschouwt als het hergebruik van een injectienaald van een junk in het AIDS-tijdperk.

 

Maar gelukkig mogen we nu van het RIVM weer gewoon de kroeg in. Tot 24u. En daarna ga ik met mijn geliefde en mijn vrienden gewoon thuis aan de bar verder.

Geplaatst op

DJ in Praag

De roman waar ik misschien wel het meest trots op ben als schrijver is DJ. Anders dan bij Komt een vrouw bij de dokter, De Weduwnaar en Familieopstelling valt er niet veel te huilen in de roman, want, zoals een filmregisseur zei die het manuscript had gelezen: ‘Ik snap het boek niet. Echt iedereen die er in voorkomt is onsympathiek.’
‘Dat klopt,’ zei ik, ‘dan heb je het goed gelezen.’

De grootste lul in het verhaal van DJ is een schrijver genaamd Kluun. Kluun, in het verhaal net gescheiden van Marion en vader van zoon Nils en dochter Lisa, krijgt van een televisieproducent, Ron Molenaar, de opdracht om naar Las Vegas af te reizen om daar zijn oude studievriend en superstar dj Thor, de nummer 2 van de wereld en goed voor een jaarinkomen van tien miljoen dollar, te interviewen. En dat gaat mis. Gruwelijk mis.

DJ is losjes gebaseerd op mijn favoriete film Amadeus, die ik naar schatting vaker heb gezien dan er VIPS in een DJ-booth achter de Dj staan te shinen. DJ draait, net als Amadeus, om haat, bedrog, jaloezie, hi vs low culture, talent vs middelmatigheid en om drank, seks en alle andere beschikbare genotmiddelen.

Ik heb met DJ, dat vijf jaar geleden uitkwam, een spiegel van deze tijd willen schrijven waarin roem de nieuwe God is, likes de nieuwe munteenheid en iedereen elkaar gebruikt om dat voor elkaar te krijgen. Schrijver Kluun, niet te verwarren met de echte Kluun, voorop.
Het eind van DJ, zo merkte mijn jonge collega @Ties Teurlings op, is inderdaad gebaseerd op Das Leben der Anderen.

Afijn. DJ begint aan een tweede leven. Ik popel om alle plannen, mogelijkheden en bijna zekerheden met jullie te delen, maar voor nu volsta ik met deze twee nieuwtjes.
DJ verscheen tot nu toe in het Engels (in een zogenaamde nulde druk, gefinancierd door @uitgeverijpodium en mijzelf) en in het Nederlands, maar ze komt deze zomer ook uit in het Tsjechisch, met als ondertitel: ‘”Ray Kluun, author of bestseller Třetí poločas (Love Life). A novel about a world where everyone uses everyone.”
Ook de Tsjechen hebben het boek begrepen.
En dan een ander nieuwtje, waar ik graag jullie mening over hoor: ik heb het plan om deze zomer DJ als audioboek op te nemen, compleet met geluidseffecten en muziek. Geïnspireerd door – om maar eens een andere zijstraat in te slaan – de meesterlijke audioversie van De Bourgondiërs van @bartvanloo.
Dat wordt nog wel een projectje, want niet alle rechten van de dance-tracks die ik in DJ noem en laat droppen door DJ Thor, zullen vrij zijn, maar we gaan er iets moois van maken. Plan is, als alles lukt, om voor het aanstaande @amsterdamdanceevent DJ als luisterverhaal af te hebben. U hoort van me.

Voor nu moet u het even doen met de, al zeg ik het zelf, onvolprezen soundtrack van DJ op Spotify: https://open.spotify.com/playlist/1yc4qO7DqQVuZoyKqvXnzp?si=af308774a3ba47ac

Of u bestelt een gesigneerd exemplaar van DJ in mijn webshop. Als u ook masar iets met dancve heeft en ooit met uw handjes in de lucht heeft gestaan op @Lowlands, ADE, Ibiza of gewoon thuis in de huiskamer, dan garandeer ik u dat dit het leukste boek is dat u deze zomer gaat lezen. https://kluun.nl/webshop/product/kluun-dj-gesigneerd/

Geplaatst op

Café De Zwart

Café De Zwart bestaat 100 jaar! Twee decennia lang was dit café de huiskamer van A.F.Th. van der Heijden en zijn hofhouding. Al wenst A.F.Th. het woord hofhouding graag te nuanceren.
‘Goed, op de avonden dat ik hof hield bij café De Zwart, kon men aan mijn tafel nogal eens dezelfde personen aantreffen. Een leider heb ik in dit heterogene gezelschap nooit kunnen ontdekken. Mijn probleem is dat ik nooit de spelbreker wil zijn door als eerste uit een drinkgezelschap op te stappen. Opeens is het elf uur, half twaalf. De samenstelling van de stamtafel blijkt sinds zes uur acht of negen keer te zijn veranderd, met als enige constante de man die de hectische gezelligheid niet wilde ontwrichten. Een dergelijke gang van zaken kan tot een hoge caférekening leiden.’

Maximaal laadvermogen
‘Mijn tempo past zich aan aan de groep. Ik schat dat ik in mijn beste tijd, op zware avonden, twaalf rechte glazen bier aankon, afgewisseld door een drietal wodka’s (als die tenminste zo ijskoud waren dat het glaasje aan mijn onderlip bleef plakken).’

Magneet
‘Ik vond het altijd zonde om pas in de loop van de avond naar De Zwart te gaan. Des namiddags vijf uur, op zijn laatst half zes: dan zag je, als participant, hoe het happy hour werd opgebouwd. De Zwart was altijd een café waar je niet met iemand afsprak: zo en zo laat, en daarna uit eten. Nee, je liet je verrassen door het pakket aanwezigen. Kansberekening kreeg hier geen vat op. Als door een soort sociale magneet werd op sommige avonden het merendeel van de stamgasten naar het Spui gezogen. Op andere avonden stond je, jezelf verbijtend, door het grote raam over het plein uit te kijken.’

Misdragingen
‘Natuurlijk waren het altijd de anderen die zich misdroegen, tegenover mij – en dat haalde dan weer het slechtste in mij naar boven. Op een rustige avond stond opeens een kale, gedrongen gestalte naast onze tafel. Blijkbaar was dit freelancejournalist Micha Kat, een beroepsidioot, die ook buiten zijn digitale werkvloer niet met schelden kon ophouden. Toen ik er genoeg van kreeg, heb ik Micha Kat in een soort zelfbedachte houdgreep genomen, met de bedoeling hem met zijn kop door de glazen deur te rammen. Terwijl ik de kale kruin op weg zag gaan naar het glas, werd de praktische geest weer over mij vaardig. De ruit kon immers breken, en dan? Een slagaderlijke bloeding, kleren onder het bloed, hoge stomerijkosten, en niet te vergeten een exorbitante caférekening voor het vervangen van de ruit. Ik volstond ermee zijn hoofd bonzend met het glas in aanraking te brengen, min of meer als waarschuwing. Buiten bleef Micha Kat, zijn fiets aan de hand, nog even na staan schelden. Hij had niet eens een buil. Mijn oude fout: extreme mildheid tot ver over de linies.’

Uittrede
‘Mei 2010 verongelukte Tonio. Met hem bracht ik gedurende de jaren negentig elke zaterdag wel een uurtje of twee bij De Zwart door, waar hij dan aan een tafeltje zat te tekenen of een onderdeel van technisch lego in elkaar zette. Sinds zijn dood kom ik vrijwel nergens, laat staan in het café. Ik sluit niet uit dat ik op een dag weer gewoon het tochtgordijn opzij sla, en een beetje onwennig op mijn oude plekga zitten. Waar waren we gebleven?’

Geplaatst op

Nr. 31 Oosterling

Nr. 31 Oosterling

Het Praathuis – dat van het Grote Dierenbos van De Fabeltjeskrant –ligt dus gewoon keihard in Amsterdam. Dezelfde biertonnen, dezelfde raamindeling, hetzelfde geneuzel van de stamgasten. Als slap ouwehoeren een kunst is, dan is café Oosterling het Stedelijk Museum. En een van de stamgasten was, jawel, Leen Valkenier, auteur van 1041 af leveringen van De Fabeltjeskrant. Dan ben je best vaak in Oosterling geweest.
We zullen er geen who was who in Oosterling van maken; de gebroeders Bever, Bor de Wolf, Zoef de Haas, Juffrouw Ooievaar – er is geen beginnen aan. Maar één ding staat vast: Adèle Bloemendaal haalde aan de bar van Oosterling ooit een borst uit haar blouse en liet die zien aan een student die iets te lang haar boezem had zitten bestuderen: ‘Wil je er soms eentje vasthouden?’ Hebben we Truus de Mier nooit zien doen. Maar geneuzeld en gemopperd wordt er voldoende in dit café. De Oosterling-mensch heeft het niet zo op verandering. Daar staat zelfs een verbod op. De magnetron werd alleen geaccepteerd omdat warme gehaktballetjes toch lekkerder zijn dan lauwe. Met pijn in hun buik denken de eigenaren terug aan het eindeloze gejammer, nadat ze het gewaagd hadden het toch niet echt sprankelende bordje drinken is gezellig, zuipen niet weg te halen. De gebroeders Oosterling, eigenaars van dit etablissement (dus niet geheel zonder inspraak, zou je zeggen), opperden eens het bruingerookte plafond te witten. Onbespreekbaar.
Tijdens een grondige renovatie in 1995 werd de potkachel midden in de zaak dan toch eindelijk vervangen door centrale verwarming. Door het lekkende ding had een koolmonoxidevergiftiging jarenlang op de loer gelegen. Marcel Oosterling: ‘Iedereen lag aan het gas, maar dat hadden we nooit in de gaten, omdat de kozijnen zo poreus waren dat er altijd frisse lucht binnenkwam.’
Tot op de dag van vandaag klagen de klanten van Oosterling over waarom die kachel nou zo nodig weg moest. Toch zit er met al dat gekanker wel een hechte club daar aan de bar. In 2008 werd een van de stamgasten ziek. Zijn nieren dreigden uit te vallen. Een andere stamgast zei spontaan: ‘Als het een match is, mag je die van mij wel hebben.’
Het was geen borrelpraat. De bloedgroepen bleken te kloppen en de nier is met succes getransplanteerd.
Een mooi verhaal, maar een nier uit Oosterling, wie doe je daar nou werkelijk een plezier mee?
Oscar Oosterling: ‘Laatst vroeg iemand hier: “Heb jij toevallig een long voor me?”’

Geplaatst op

Nr. 100 Welling

Als u vindt dat u de laatste tijd te veel drinkt, ga dan eens een kijkje nemen bij

Welling. De kans is groot dat u tot de conclusie komt dat het allemaal wel meevalt.

Dit café trekt mensen aan die van drinken houden en zich niet druk maken om het

daarmee gepaard gaande lichamelijk verval. Ze waren toch al niet mooi.

‘Wie mooi is kan niet slim zijn,’ luidt het gesundes Kroeg-empfinden in Welling.

Nee, voor de Chris Zegersen en Katja Schuurmannen hoeft u niet naar Welling. Wie er wel komen? Af en toe dorstigen die in het Concertgebouw hebben gefloten, geblazen of getoeterd, maar je vindt er vooral habitués: journalisten, kunstenaars, schrijvers en andere drankzuchtige types. Door hun indrukwekkende innamepatroon is Welling een café geworden met geheel eigen codes. Zo maakte een vriendin van ons ooit de onvergeeflijke fout om een bekende tekenaar/stamgast/buurtbewoner die met veel lawaai van zijn barkruk was gevallen, op te willen rapen. Het arme kind werd door woedende blikken van de aanwezigen terechtgewezen. In Welling hoor je over de gênante gevolgen van overmatig drankgebruik heen te stappen. Desnoods letterlijk.

H.B.G. Welling – ‘kroegbaas tegen wil en dank’ – voerde reeds het beleid om klanten zo snel mogelijk de deur uit te jagen. Jan Heinemans, buurtbewoner en stamgast, liet in 1970 in een interview over het café optekenen: ‘Wanneer je zo rond het voormiddaguur het café binnenstapte, keek de oude heer Welling doorgaans pas laat en altijd enigszins verstoord op. Wat nu weer, toch geen klant mag ik hopen? zo scheen hij te denken. Tappen kunnen we altijd nog en misschien gaat hij wel weer weg, leek de gedachte te zijn die door zijn hoofd speelde.’

In de loop der decennia is deze techniek verder verfijnd door het personeel van Welling. Barkeeper Marcel Misset vertelt: ‘Nelly Frijda stond hier vroeger achter de bar en die had het uitfoeteren van klanten werkelijk tot kunst verheven. Wij proberen de geest van Welling te bewaken door niet iedereen te bedienen. Vermaard is het verhaal van een stamgast die een afspraak had met een vriend die nog nooit in Welling was geweest. Laatstgenoemde was te vroeg en kwam om vier uur binnen in een verder nog leeg café. Barkeeper Ernst stond wat nors achter de bar en begroette de man amper. De gast, ook niet te flauw, dacht: als hij niks zegt of zelfs niet vraagt wat ik wil drinken, nou, dan zeg ik toch ook gewoon niks. Beide heren volhardden hierin. Na een half uur vroeg de gast aan Ernst: “U bent zeker van de pr hier?” De gast kon vanaf dat moment niet meer stuk bij Ernst.’ Marcel licht de (in het beste geval) langzame, maar vaker totaal afwezige behoefte om mensen te bedienen toe. ‘De mensen moeten met elkaar in gesprek komen, er moet iets gebeuren. Als ze moeten wachten, vervolgens naar de bar komen, waar ze nog steeds moeten wachten, dan gaan ze met elkaar praten. Daar gaat het om in een café.’ ‘Ik zou van geluk smelten als er ooit iemand aan tafel wordt bediend,’ zegt Bas Lubberhuizen, de huidige eigenaar van Welling.

Geplaatst op

Kletsen met Sander Kleinenberg

Kletsen met Sander Kleinenberg

[et_pb_section fb_built=”1″ admin_label=”section” _builder_version=”3.22″][et_pb_row admin_label=”row” _builder_version=”3.25″ background_size=”initial” background_position=”top_left” background_repeat=”repeat”][et_pb_column type=”4_4″ _builder_version=”3.25″ custom_padding=”|||” custom_padding__hover=”|||”][et_pb_text admin_label=”Text” _builder_version=”4.9.4″ background_size=”initial” background_position=”top_left” background_repeat=”repeat”]

Kletsen met dj Sander Kleinenberg

Sander Kleinenberg is mijn inspiratiebron voor veel verhalen in mijn roman DJ. Hij vormt samen met @queenofjetlags een eh… jetsetglamourdashioninfluentialstel. Ik praat met hem over zijn carrière van superstar dj én glamourfotograaf.

 

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Kluun (@schrijverkluun)

[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]

Geplaatst op

Parool: ‘Schrijver Kluun steunt horeca’

‘Ik heb voor het eerst een raam gehuurd’

‘Kluun steunt Ruk & Pluk door dit raam te huren totdat ze weer open kunnen’, staat op de zwarte poster met witte letters die op het raam van het café prijkt. De schrijver voelt zich betrokken bij het Amsterdamse nachtleven en maakte er ook een documentaire over.

door Anna Livia de Kort

steun-horeca-amsterdam-schrijver-kluun

Kluun kwam op het idee toen hij door de stad fietste en de actie van Dirk zag, waarbij de supermarkt een horecazaak steunt met een poster. Voor een paar honderd euro regelde de schrijver binnen drie dagen een poster op de ruiten van vier café’s: Ruk & Pluk, de Smoeshaan, Weber en Lux en café Nol. Kluun: “Ik heb voor het eerst van mijn leven een raam gehuurd.”

Hij roept andere mensen op om hetzelfde te doen. “Met je hockeyteam of advocatenbureau kun je, net als ik, straks apetrots met je naam op het raam van je stamkroeg staan. Dat is toch cool.”

Lees verder over hoe Kluun de horeca steunt in het artikel op Parool.nl