Het Bai Dinh Hotel is onderdeel van het Bai Dinh temple spitirual en cultural complex. Het kwam af in 2012, en was speciaal gebouwd voor het 11e Vesak congres, een soort Gay Pride, met boeddhisten in plaats van homo’s. Er kwamen tienduizenden boeddhisten op af. In het Dai Binh hotel sliepen enkele honderden politieke en religieuze Zuid Oost Aziatische leiders. Nog stees komen dagelijks enkele duizenden boeddhisten uit heel Zuid Oost Azie naar de pagodes kijken, maar het prachtige Bai Dinh hotel laten ze daarbij links liggen: voor het donker wordt zijn de duizenden pelgrims al weer per bus vertokken naar hun eigen hotels.
Wij verbleven er een nacht. Naast de twee kamers die we boekten, was nog één andere kamer van het hotel, dat enkele honderden mensen kan herbergen, bezet. We werden onthaald door vier mensen achter de receptie die, zo we later begrepen, ook de enige personeelsleden waren van die dag. En nacht.
Bij het inchecken kregen we een A-4tje in onze handen gedrukt met daarop de mogelijkheden in het Vietnamees, en ernaast in het Engels. Of we, gezien de geringe drukte, het ontbijt voor de ochtend erna, nu alvast wilden bestellen. We kruisten we twee koffie, twee thee, drie vruchtensap, twee fried eggs, drie yoghurt, twee fruitsalade en drie cheese sandwich aan.
De congresruimte deed dienst als restaurant/ontbijtruimte. Er waren 72 tafels, de onze was als enige bezet. Een vriendelijke serveerster bracht drie bordjes met de fruitsalade (een stuk watermeloen), daarna drie borden met sneetjes witbrood en nog twee schaaltjes met boter. Boter is ‘bô’ in het Vietnamees, legde onze serveerster uit. Na ons enkele maken gecorrigeerd te hebben (‘boh? Boo?’ ‘No, bàh!’ ”Báááh?’ No, bàh!’ ‘Ah, bàh!’ ‘Yes, velly good!’) konden we overgaan op de vertaling van brood. Nadat we die begrepen en weer vergeten hadden, informeerde ik voorzichtig of er al zicht op de cheese was. De serveerster keek ons niet begrijpend aan.
‘Cheese,’ herhaalde ik. ‘We also ordered three cheese sandwich?’
‘Tsjie?’ Vroeg ze verbaasd.
‘Cheese,’ hielp mijn oudste dochter haar een beetje op weg.
Onze serveerster/lerares Vietnamees gaf geen blijk van herkenning, maar gebaarde wel dat we de yoghurt op het brood moesten smeren, dat dat heel lekker was en bleef bij die tafel staan om te controleren of mijn kinderen wel de daad bij haar woord voegden. ‘Delicious,’ voegde ze eraan toe. Dat woord kende ze wel.
Nu huldig ik het principe van ‘s lands wijs, ‘s lands eer, maar ik had moeite met het idee om bloedserieus yoghurt op brood te eten.
In plaats daarvan begon ik, in afwachting van de cheese, maar vast een aantal sneetjes met Bò in te smeren.
Lang kon het immers niet duren, we waren, net als gisterenavond, de enigen in de congreszaal annex restaurant.
Onze serveerster maakte geen aanstalten naar de keuken te gaan om te kijken of de kok er al in geslaagd was ergens kaas op de kop te tikken.
‘Maybe you ask in kitchen for the cheese sandwich?’ Moedigde ik haar aan.
Ze ging kijken.
En kwam terug met nog een schaaltje, dit keer met koude boter. Ze keek er opgelucht bij en zette het trots neer.
Mijn middelste dochter schraapte met haar mes een stukje er vanaf en proefde het.
‘Nog meer Bò!’ concludeerde ze.
De serveerster knikte weer.
‘And the cheese?’ Vroeg ik.
‘No tsjie.’
‘But yesterday we ordered. On The menu. You have menu?’
Ze verdween en kwam opgetogen terug met het A4-tje waarop wij gisterenavond voor het woord cheesesandwich het cijfer 3 hadden genoteerd.
Ik wees het haar aan. ‘Three. Three cheesesandwich, you see.’ Je zou bijna aan jezelf gaan twijfelen.
‘Tsjie?’ Ze hield het papier dicht bij haar gezicht, bestudeerde het aandachtig, bekeek vervolgens de Vietnamese woord ernaast en ging toen de manager erbij halen.
Ook hij bekeek het voorgeprate papier met onze bestelling en schudde toen zijn hoofd.
‘No cheese,’ zei hij. ‘Hotel has no cheese.’
‘But is in on the menu!’
‘No, is not. No tsjie. Only bàààh.’
Ik wees nog een keer op het Engelse Cheesesandwich.
Hij schudde weer zijn hoofd.
‘Translation is wlong.’