Als u vindt dat u de laatste tijd te veel drinkt, ga dan eens een kijkje nemen bij
Welling. De kans is groot dat u tot de conclusie komt dat het allemaal wel meevalt.
Dit café trekt mensen aan die van drinken houden en zich niet druk maken om het
daarmee gepaard gaande lichamelijk verval. Ze waren toch al niet mooi.
‘Wie mooi is kan niet slim zijn,’ luidt het gesundes Kroeg-empfinden in Welling.
Nee, voor de Chris Zegersen en Katja Schuurmannen hoeft u niet naar Welling. Wie er wel komen? Af en toe dorstigen die in het Concertgebouw hebben gefloten, geblazen of getoeterd, maar je vindt er vooral habitués: journalisten, kunstenaars, schrijvers en andere drankzuchtige types. Door hun indrukwekkende innamepatroon is Welling een café geworden met geheel eigen codes. Zo maakte een vriendin van ons ooit de onvergeeflijke fout om een bekende tekenaar/stamgast/buurtbewoner die met veel lawaai van zijn barkruk was gevallen, op te willen rapen. Het arme kind werd door woedende blikken van de aanwezigen terechtgewezen. In Welling hoor je over de gênante gevolgen van overmatig drankgebruik heen te stappen. Desnoods letterlijk.
H.B.G. Welling – ‘kroegbaas tegen wil en dank’ – voerde reeds het beleid om klanten zo snel mogelijk de deur uit te jagen. Jan Heinemans, buurtbewoner en stamgast, liet in 1970 in een interview over het café optekenen: ‘Wanneer je zo rond het voormiddaguur het café binnenstapte, keek de oude heer Welling doorgaans pas laat en altijd enigszins verstoord op. Wat nu weer, toch geen klant mag ik hopen? zo scheen hij te denken. Tappen kunnen we altijd nog en misschien gaat hij wel weer weg, leek de gedachte te zijn die door zijn hoofd speelde.’
In de loop der decennia is deze techniek verder verfijnd door het personeel van Welling. Barkeeper Marcel Misset vertelt: ‘Nelly Frijda stond hier vroeger achter de bar en die had het uitfoeteren van klanten werkelijk tot kunst verheven. Wij proberen de geest van Welling te bewaken door niet iedereen te bedienen. Vermaard is het verhaal van een stamgast die een afspraak had met een vriend die nog nooit in Welling was geweest. Laatstgenoemde was te vroeg en kwam om vier uur binnen in een verder nog leeg café. Barkeeper Ernst stond wat nors achter de bar en begroette de man amper. De gast, ook niet te flauw, dacht: als hij niks zegt of zelfs niet vraagt wat ik wil drinken, nou, dan zeg ik toch ook gewoon niks. Beide heren volhardden hierin. Na een half uur vroeg de gast aan Ernst: “U bent zeker van de pr hier?” De gast kon vanaf dat moment niet meer stuk bij Ernst.’ Marcel licht de (in het beste geval) langzame, maar vaker totaal afwezige behoefte om mensen te bedienen toe. ‘De mensen moeten met elkaar in gesprek komen, er moet iets gebeuren. Als ze moeten wachten, vervolgens naar de bar komen, waar ze nog steeds moeten wachten, dan gaan ze met elkaar praten. Daar gaat het om in een café.’ ‘Ik zou van geluk smelten als er ooit iemand aan tafel wordt bediend,’ zegt Bas Lubberhuizen, de huidige eigenaar van Welling.