Lieve Linda,

ik hoorde dat je vijftig bent geworden. Ach gut. Vrouwen denken vaak dat het mannen  ontbreekt aan een gen voor empathisch vermogen, maar Linda, ik leef echt mee. Hoe gaat het met je? Heb je al opvliegers?
Wat heb jij eigenlijk met je vijftigste verjaardag gedaan? Een koffietafel met cake en een paar mooie toespraken van vrienden, die hun medeleven betuigden? Of heb je het echt gevierd? Het moet geen lolletje voor je zijn geweest, kan ik me zo voorstellen. Je kunt wel blijven botoxen en liften, maar op een gegeven moment loop je vaker met dan zonder pleisters op je oogleden. Om maar niet te spreken van de tijd die gaat zitten in een liftje hier en een toxje daar en het godsvermogen dat het kost, die continue camouflage-oefening. En dan barst jij nog van het geld.
Maar ik wil het niet over jou, maar over mezelf hebben. Daar zijn mannen sowieso beter in, praten over zichzelf. Ook wat dat betreft doet leeftijd er niet toe bij ons.
Dus vort met de geit. Ik zeg dit niet om je een rotgevoel te bezorgen, maar ik vind het eerlijk gezegd wel lollig, dat vijftig.
Eerst werd ik het weekend voor ik jarig was, verrast door een collectie vrienden die ik in de afgelopen vijftig jaar om me heen verzameld had. Achttien heren die ineens in een sloep kwamen aanvaren bij mijn woonboot op de Amstel, waar ik sinds enkele jaren woon. In de maanden voor je gaat trouwen, kijk je achter elke boom of je vrijgezellenfeest niet begint, maar nu stond ik te kijken als een aap die moest jongen. Voor ik het wist zat ik op een boot vol mannen die me toezongen dat ik een jolly good fellow was. Je kent het wel, zo’n boot met kerels waar je meteen een  hekel aan hebt, als er eentje langs vaart. Het viel me op dat je daar heel ander tegenaan kijkt, zodra je zelf onderdeel van zo’n gezelschap bent. Daarbij: alras ging het zingen over in praten. En dan niet alleen over neuken, geld, carriere of Ajax, maar gewoon goede, redelijke en zinnige gesprekken. Da’s wel een voordeel, hoor, als je vrienden in hetzelfde umfeld zitten: het hoeft allemaal niet zo meer. Je hoeft je niet meer te bewijzen, je hoeft niet meer achter de wijven aan als je samen op stap gaat en rare outfits en striptenten blijven je bespaard.
Ik heb van het vijftig worden een meerdaags festival gemaakt. Eerst die surpriseparty, en terwijl ik dit schrijf, ben ik met mijn oudste dochter in New York. Ze is zestien geworden, op dezelfde dag dat ik vijftig werd.  Kadootje van mijn eerste vrouw, toen ik vierendertig werd. Om twaalf uur ‘s nachts kreeg ik zo’n rugzak waar je een kind in kunt doen, om kwart voor zes in de ochtend kreeg ik het kind erbij. Ik heb mijn kinderen beloofd ze New York te laten zien, als ze zestien worden. Voor mijn oudste was dat dus dit jaar het geval. Geld maakt niet gelukkig, zeggen mensen die het niet hebben. Die hebben nog nooit met hun dochter in een helicopter boven Manthattan gevlogen.
Terug naar mezelf.
Ik had het al een tijdje zien aankomen, dat vijftig worden. Eerst word je veertig. Dan hou je jezelf nog voor: dit is toeval. Gewoon een slechte dag. Maar het jaar erna word je eenenveertig. Daarna tweeenveertig en een jaar later ben je doodleuk drieeenveertig. Dan moet je jezelf achter de oren krabben en gaan inzien dat het geen toeval meer is, geen conjunctureel probleem, maar een strukturele ontwikkeling. Je bent onherstelbaar veertiger. Vervolgens is het wachten op de dag dat je vijfenveertig wordt, en richting de vijftig loopt. Dan zie je de bui al hangen. Ineens ben je het. Vijftig.
Steeds vaker hoor je jezelf zinnen zeggen als ‘dat was x-tig jaar geleden.’ Toen we in de finale van Duitsland verloren, veertig jaar geleden. Toen ik voor het eerst Rappers Delight hoorde, vijfendertig jaar geleden. Mijn eerste pil, vijfentwintig jaar geleden. Of toen mijn vader vijftig werd, nu dertig jaar geleden, hadden mijn zus en ik zo’n koddige pop gemaakt. Je kent ze wel. Masker bij de feestwinkel gekocht, pijp in zijn bakkes geduwd, brilletje op zijn kop, ouwe-lullenbroek en trui aan, opvullen met piepschuim en klaar is kees. Of Abraham. Mijn vader was ook best vijftig, toen hij vijftig werd. Iedereen was vroeger (we hebben het over halverwege jaren tachtig) best wel vijftig rond de tijd dat ze vijftig werden. Nu is dat anders. Vijftig is het nieuwe veertig. Grijs het nieuwe blond. En vroeg pieken het nieuwe afteren. Nou dacht ik een tijd dat dit soort wijsheden wordt bedacht door mensen die zelf rond de vijftig waren, uit een soort psychologisch zelfbehoud. Zo’n trend wordt dan opgepikt door magazines, en voor je het weet is het waar. Heb je vaak met magazines, Linda, dat ze trends signaleren die er helemaal niet zijn. Waar moet je anders iedere maand over schrijven.
Maar verdomd, het is waar. Vijftig is het nieuwe veertig.
Althans, voor sommige mannen van vijftig. Van het soepie in dat sloepie dat mij op mijn vijftigste kwam verrassen, geldt dat voor de helft van hen vijftig inderdaad het nieuwe veertig is. Voor de andere helft is vijftig nog steeds zo vijftig als vijftig vroeger was, toen mijn vader vijftig werd. En zonder zijn naam te noemen in dit kader, moet ik stellen dat er eentje bij zat voor wie vijftig het nieuwe zestig is, maar die was al vijftig toen hij dertig was. Sorry, Max.
Wat me trouwens opvalt, als ik ze zo één voor één na ga: de meesten van mijn vrienden hebben geen gewichtsprobleem. Zelf weeg ik ook minder dan op mijn vijfentwintigste, toen ik nog drie avonden per week aan de boemel was (of in mijn geval: in de Bommel was) en er op een avond toch gauw zo’n twintig bier in mijn mijn huig mepte. Die tijden zijn voorbij.
Ten eerste drink ik minder bier. Na een glas of zes, zeven heb ik het wel gehad. Gooi ik er nog een wodkaatje tegenan, en nog eentje, en dan is het wel voorbij met de zin in alcohol.
Ten tweede hoef ik niet per se meer drie avonden per week uit. Als ik heden ten dage één avond per drie weken echt doorzak is het veel. Ik ben niet bang dat ik iets mis als ik er in één weekend thuis met mijn vriendin het hele tweede seizoen van House of Cards doorheen jas. Dat was ooit wel anders. De Bommel in Breda, de Bastille en de Pilsvogel in Amsterdam: er waren tijden dat mijn foto ingelijst op het bureau van de uitbater stond, als de klant die in zijn eentje zorg droeg voor ‘s mans oudedagsvoorziening. Aangetekend dient te worden dat een nachtje doorhalen in DC10 of Amnesia op Ibiza nog wel eens voorkomt. Maar dan wordt er weer niet zo veel gedronken. Mensen hebben het altijd over de gevaren van recreatieve drugs, maar over de voordelen hoor je Postbus 51 nooit.
Hebben ze amper problemen met gewicht, grijs zijn ze wel, die makkers van me. Als postduiven. Alle achttien, stuk voor stuk. Dat wil zeggen, degenen die nog haar hebben.
Ik ben gezegend met een haardos die nog net zo eigenwijs alle kanten springt op als in mijn eerste vijftig levensjaren. De inhammen aan de zijkant zijn in de loop der decennia een ietsiepietsie achteruitgetrokken en mijn slapen zijn bevolkt met wat grijze haren, maar nauwelijks alarmerends, volgens mijn kapper en mijn vriendin. In mijn baard vechten de grijze en oorpronkelijke haren om het meerderheidsbelang. Geen nood, ze kunnen het best met elkaar vinden, mijn baard is een levend voorbeeld dat een multiculturele samenleving best kans van slagen heeft, als je alles een beetje met rust laat. (Wat me trouwens wel bevreemdt, iets waar ik al googlend geen enkel wetenschappelijk onderzoek over kon vinden: grijze baardharen groeien harder dan de oorspronkelijke bevolking. Vrienden van me valt hetzelfde op in hun eigen baarden. Mocht iemand met een exact vak en enige onderzoeksambitie dit lezen: ik verneem graag de reden van deze rare speling der natuur). Komen we bij mijn borstharen.  Ik doe mijn overhemden tegenwoordig een knoopje verder dicht, niet alleen omdat dat mode is, maar omdat ik besef dat grijze haren best iets gedistingeerds kunnen hebben, maar niet als ze opduiken in bossen onder de keel.
Vijftig. Het is alsof je voor het eerst pakken gaat dragen, zo rond je twintigste. Dat je in de spiegel kijkt en denkt, fuck, ben ik dit? Maar als ik kijk naar mannen die ik hoog heb zitten, DJ’s als Carl Cox (ik zag hem laatst een gig doen met een T-shirt met de tekst F*** me I’m fifty) en Richie Hawtin, tv-persoonlijkheden als Wilfried de Jong, Mathijs van Nieuwkerk en Jeroen Pauw: ik vind ze d’r bepaald niet slechter op zijn geworden. En mijn grote held, Bruce is 63. Zijn concerten duren nog steeds langer dan de carriere van de gemiddelde winnaar van The Voiee Of Holland. I rest my case.
Ja, het bevalt me wel, dat ouder worden. Ik ben milder ten opzichte van mensen om me heen, ik barst nog van de ambitie en heb nog minimaal drie boeken in mijn hoofd, ik ben net zo verliefd op mijn vriendin als dat ik op mijn eerste vrouw was toen ik zesentwintig was, ik hoef geen dingen te doen die ik liever niet doe, ik kan doen wat ik wel wil doen, ik geniet van Amsterdam, van het leven, van mijn kinderen.
Maar ik ben natuurlijk wel gewoon een oude man aan het worden. Ik heb drie schoolgaande dochters, die genadeloos zijn, wat dat betreft. Of zoals zij het zeggen: je bent een halve eeuw oud, pap. * hoort kindergelach * De middelste van de drie, die net tien is geworden en dit feit als een prestatie van Olympisch niveau beschouwt, had uitgerekend dat als we de leeftijden van mijn drie dochters optellen, dat ze dan nóg twintig jaar jonger zijn dan ik. Afijn, deze dochters houden me scherp als vijftiger die zichzelf graag wil doen geloven dat vijftig echt het nieuwe veertig is. Er zijn eigenlijk maar een paar dingen die je als vijftiger voortaan moet laten.
Niet meer experimenteren met vreemdkleurige sneakers en T-shirts met opdruk. Jaar of twaalf geleden had ik nog een paar gouden Puma’s en een paar zilveren Nikes. Kon nog. Ik kwam er mee weg. Nu: niet meer doen. En ook geen T-shirts met opdruk meer. Aan mijn lijf geen T-shirt met F*** me I’m Fifty.
Van mijn dochters heb ik geleerd dat je als man, zeker als oudere man, nooit – ik herhaal: nooit – je broek moet ophijsen in gezelschap. Wil je een man op leeftijd herkennen, hoef je alleen daar maar op te letten. Een twintiger of dertiger zal nooit zijn broek ophalen .
Niet over je seksleven praten. Als vanzelf niet waar je zestienjarige dochter bij is, maar gewoon niet. Al neuk je je te pletter als vijftigjarige: veel plezier ermee, hou je niet in, maar loop er niet mee te koop. Ik noem de naam Freek de Jonge en u weet genoeg.
Geen jonge vrouwen nakijken. Het herkennen van lustopwekkende vrouwen is niet leeftijdgebonden, maar de discretie dient toe te nemen. (noot: het valt mij sowieso op dat ik, naar mate mijn dochter meer vrouw werd, oprecht merkbaar minder interesse kreeg in jonge vrouwen. Ik raak amper meer opgewonden van het zien van een mooie vrouw van twintig. Zit niks moreels bij, het lijkt biologisch. Alsof de natuur een handje helpt.)
Maar verder, Linda, kan ik niet anders dan stellen dat het klopt: vijftig is het nieuwe veertig.
Waarbij aangemerkt dat ik één groot voordeel heb ten opzichte van jou.
Ik ben een man.

Liefs,

Kluun

SCHRIJF JE IN VOOR DE NIEUWSBRIEF VAN KLUUN!