‘Hallo, ik ben Johan.’

Als je als Amsterdammer een BN-er ziet, hoor je te doen of je hem niet herkent. Er is een uitzondering. Johan Cruijff. Cruijff is de buitencategorie. Natte jongensdromen. As close to God as possible.

We schrijven donderdag 17 oktober 2000. Cruijff zou op bezoek komen bij Project X, het marketingbureau dat ik een paar jaar daarvoor samen met Don Kouwenhoven had opgericht. We hadden onze intrek genomen in het Olympisch Stadion. Het kantoor van de Cruijff Welfare Foundation in het Olympisch Stadion zat naast dat van ons. We hadden Hem al een paar keer buiten gespot (‘Hallo…’ ‘Hoi, mannen’) en hadden hem daarna met wat mailtjes over en weer naar ons kantoor gelokt. Vraag me niet meer waarvoor – we zullen wel met een smoes over een donatie aan Zijn stichting hebben gebruikt. Het doel heiligt de middelen.

Zijn komst bezorgde me in de ochtend al diverse stoelgangen. Om 16.13 kwam Hij binnen. Johan Cruijff, de Grootste Voetballer die ons land ooit heeft voortgebracht, met een wereldwijde naamsbekendheid waar Koningin Beatrix, Vincent van Gogh en Piet Hein groen en geel van jaloezie van zouden worden, deze Johan Cruijff stond in óns kantoor. In eigen persoon. Zijne Koninklijke Hoogheid was afgedaald naar ons.

Ons kantoor bestond uit een grote open ruimte, zonder hokjes, directiekamers en andere flauwekul. Alles en iedereen zat in dezelfde ruimte. Secretaresses, stagiares, creatieven, accounttypes, schetsers, computernerds en de directie van de firma, waaronder ik. Gasten, meestal gewichtige marketingmanagers, captains of industry en directiestropdassen, liepen in bijna alle gevallen rechtstreeks langs alle bureautafels richting meetingroom, met op z’n best  een lichte hoofdknik naar de meute ter begroeting.

Zoniet Johan. El Salvador kwam binnen, keek rond, en ging op z’n gemakkie langs alle tafels, schudde één voor één de hand van Boris (23), Marc (28), Johan (47), Don (41), Devy (24), Jony (24), Eric (27), Arjan (38) en Kluun (destijds 36). En sprak daarbij telkens één onvergetelijk zinnetje. ‘Hallo, ik ben Johan.’

‘Hallo. Ik ben Johan.’ Mochten er bij mij ooit kapsones van welke aard dan ook zijn te ontwaren, dan geef ik u hierbij toestemming me op mijn bek te timmeren en me te herinneren aan het bezoek van Zijne Koninklijke Hoogheid aan Project X, donderdag 17 oktober 2000, 16.13 uur. ‘Hallo. Ik ben Johan.’

———————-

 

Column augustus 2004.

SCHRIJF JE IN VOOR DE NIEUWSBRIEF VAN KLUUN!