Art Rooijakkers host dagelijks een talkshow tijdens het Nederlands Filmfestival in Utrecht. Hij vroeg mij een speech te schrijven voor een van de genomineerden voor een Gouden Kalf. Ik koos Martijn Fischer. Hij was erbij vanavond.
—————————————————–
Martijn,
Meteen bij de allereerste keer dat je je mond opendoet in de film, helemaal aan het begin, help me even, welke zangregel is het ook al weer? Juist.
Na die eerste regel besef je als kijker direct maar wat een ongelofelijk mooie stem Andre Hazes toch had.
Ik was al fan van Andre Hazes toen dat nog helemaal niet mocht, begin jaren tachtig. Ik kan je verzekeren dat je je er als wanna-be dj op eindexamenfeestjes niet populairder opmaakt als je midden tussen platen van Grandmaster Flash, Human League, Donna Summer, The Jam en The Police ineens Ik zit hier nu al uren, door het raam staar ik op straat er in knalt.
Pas dit jaar, in 2015, ontdekte ik bij mezelf dat mijn liefde voor Hazes en zijn muziek al die jaren werd gekenmerkt door een zelfopgelegde ironie. Ik hield van Hazes, maar wel op een koketteerde manier, zodat ik eigenlijk zei: ‘Kijk mij eens, ik durf openlijk van Hazes te houden’ met een salonfahige ondertoon van ‘maar ik neem hem als mens, als songwriter en als artiest natuurlijk niet serieus he.’
Ik was een nepfan. Geen haar beter dan al die dronken corpsballen die hem in zijn gezicht meneer noemden en achter zijn rug uitlachten. De artiest als clown.
Tot ik jou dit jaar Hazes zag spelen.
Voor het eerst besefte ik dat ik de mens Hazes en de songwriter Hazes vijfendertig jaar lang had gekarikaturiseerd. Ik zag altijd een simpele man met simplistische teksten die nou het eenmaal goed doen in de traditie van de smartlap. De mishandelingen door zij vader, de onzekerheid, de drankzucht, de nooit aflatende podiumangst: ik had er allemaal wel over gelezen, maar ik had het nooit echt tot me laten doordringen. Niemand ziet dat ik me eenzaam voel. Nee, dat zag ik inderdaad niet.
Wat Hazes zelf me bij leven niet duidelijk kon maken, lukte een acteur me na zijn dood wel. Het was alsof ik pas na tientallen jaren tot de ontdekking komt dat ik het verdriet en de eenzaamheid van een goede vriend nooit serieus had genomen, dat ik zijn pijn niet wilde zien, als een pose zag. In de laatste scene van de film laat jij Hazes op de vlonder van zijn bungalow eenzaam en alleen een potje doodzitten gaan. Toen kwam zijn pijn eindelijk, na vijfendertig jaar, als een sloopkogel bij me binnen. Ik heb in Tuschinski zitten janken bij die laatste. Niet janken als in het wegpinken van een traan, nee, janken als in tranen die minutenlang biggelden over mijn wangen. Alleen daarom al verdien jij dat Gouden Kalf.
Een zijstap. Dertig jaar geleden gaf Herman Brood een concert van hem met zijn Wild Romance in het oude Noorderligt in Tilburg. Aan het eind van het concert bedankte Herman, zoals gebruikelijk is, zijn band, van Danny Lademacher tot de Bombita’s. ‘En ik wil tot slot nog één man in het bijzonder bedanken, één man zonder wie dit concert niet mogelijk was geweest: Herman Brood.’ Martijn, jij kunt veel leren van Herman Brood. Het wordt tijd dat je jezelf eens een beetje gaat promoten. Ik doe dat al jaren en ik kan je zeggen dat het best wat geld oplevert. En jij gaat daar morgen mee beginnen morgen ter meerdere eer en glorie van jezelf die gouden Loekie even gaat halen.
Je kent de term ‘zelfgecreeerd monster’? Jij hebt een ‘zelfgereincarneerd monster’ neergezet. Wim Sonneveld, Johnny Jordaan, Tante Leen, Manke Nelis, Willy Alberti: ze zijn allemaal zoals het hoort dood, begraven en vrijwel vergeten. Hazes niet. Hazes leeft gewoon voort alsof er niets aan de hand is. En aan wie heeft hij dat allemaal te danken? Juist. En heeft hij jou er ooit wel eens voor bedankt? Daarom, Martijn, heb ik voor jou een toespraak geschreven die ervoor moet zorgen dat het publiek straks weet dat het Gouden Kalf niet een gereincarneerde zanger toekomt, maar een verdomd goeie acteur.
Ik kan er zelf niet bij zijn, maar ik stuur mijn agente Miranda Bruinzeel. Ze kan eventueel meteen voor je onderhandelen als er nieuwe producenten of bijvoorbeeld een biermerk naar je toe komen. Daar gaan we. pak pen, schrijf op.
Speech Martijn Fischer
—————————-
Allereerst bedank ik natuurlijk Kluun, voor het schrijven van deze toespraak. (kijk zo doe je dat, Martijn) (Je kan er eventueel nog in schrappen, hoor)
Ik bedank Annemarie, mijn vriendin (je ex er ook bij zetten? Doet het wel goed hoor, bij mensen). Schat, je ziet het: het heeft echt nut gehad, al dat drinken. En ik ga echt wel weer afvallen.
Ik bedank mijn kinderen voor hun geduld en voor het feit dat ze niet naar de kinderbescherming zijn gelopen. Ik beloof dat papa jullie vanaf nu niet meer zal slaan. (Dat weet u niet, maar voor de mensen om je heen is het een hele opgave hoor, dat method acting)
Ik heb erover nagedacht, maar Diederik Koopal, na mij weer eens het bewijs hoeveel onvoorstelbare talenten afkomstig zijn uit de reclamewereld, gaan we niet bedanken. Dat leidt alleen maar af voor jouw prestatie.
Scriptschrijver Frank Ketelaar? Niet doen.
Fedja en Marcel Hensema? Doodzwijgen. En Raymond Thiry? Die al helemaal niet. Die wordt de laatste tijd veel te vaak neergezet als een groot acteur en dat gaan we niet benadrukken. Het gaat om jou, Martijn.
Hadewich zou ik dan wel weer bedanken, want zij is geen concurrent voor rollen waar jij voor in de race bent. Dus: Hadewich Minis: bedankt. Heb je nog een koosnaam voor haar? Hade? Noem haar zo op het podium. Dat werkt.
Hoewel ik weet dat het niet mag, bedank je ook Heineken. (Gewoon doen. Mark Rutte deed het ook, daar kom je wel mee weg bij het commissariaat van de media en Miranda heeft al een paar lijntjes voor je uitgegooid daar).
En dan pauzeer je even. Je kijkt de zaal in, slikt een keer, kijkt in de camera en zegt dan, heel langzaam, met overslaande stem: ‘En tot slot wil ik één man bedanken, één man zonder wie ik deze prijs nooit had kunnen winnen. Martijn Fischer.’