Deze week in HELDEN, mijn gefotoshopte ode aan mij neef Martin Venix.
‘Als tienjarig mannetje ben ik plakboeken bij gaan houden van mijn neef, zoals ik hem altijd noemde. Want dat klinkt stoerder dan achterneef, wat Martin Venix feitelijk was. Er waren destijds veel goeie Nederlandse stayers, baanrenners ‘achter de grote motoren’ in Nederland. Martin was één van hen, met Noppie Koch als gangmaker. Zondagochtend naar Ahoy op zondag was het hoogtepunt in mijn jeugdjaren. Ik vertrok met ons pap vanuit Tilburg naar Zevenbergschen Hoek , waar Martin woonde. Van daarui vertrokken we met bussen vol wielerfans naar Rotterdam. قرعة يورو 2022 De nacht ervoor kon ik niet slapen van de opwinding en thuis speelde ik op mijn eigen ‘wielerbaan’ geïmproviseerd zesdaagsen na. ماكينة قمار In dat stayeren – met 80, 90 kilometer per uur – zit spektakel, dramatiek en romantiek. Een tegenstander passeren leek op Formule I, net als het geluid. Léék, want midden jaren 90 is die sport helaas een stille dood gestorven. Maar in 1979 zat ik in het Olympisch Stadion, met toen nog een betonnen wielerbaan, als 15-jarige naast ome Piet, zijn vader, en zag Martin wereldkampioen bij de profs worden. Bloedstollend spannend, ik was blóednerveus. In die tijd mocht ik met Martin mee naar het Sportpaleis van Gent of Antwerpen en zat ik daar ineens naast Martin en grootheden als René Pijnen en Patrick Sercu die gemasseerd werden. Gewéldig! Drie jaar later, in Leicester, werd Martin weer wereldkampioen. Mijn plakboeken interesseerden hem toen niet; logisch als je vaak in de kranten staat. Maar nadat hij was gestopt en kinderen had gekregen, veranderde dat. Abrupt einde trouwens; hij flikkerde van de trap en kon niks meer, wat wel weer goed is gekomen. كره اونلاين Een jaar of vijftien later en na mijn boek ‘Komt een vrouw bij de dokter’ was ik bekend en vroegen mensen Martin: ‘ben jij de neef van Kluun?’ Mooi moment om hem die plakboeken te geven waar hij toen ook heel blij mee was.’