Geplaatst op

Welling

Het is het laatste adres op ons lijstje: Welling. Na achtereenvolgens Ruk & Pluk ( een pilsje) De Smoeshaan ( twee IJwit) La Bastille ( drie bier en twee limoncello) ging ik redelijk bedwelmd, met een stapel boeken onder mijn arm, over de drempel van dit goed geconserveerde geheim in Oud-Zuid. In dit café komen sinds jaar en dag voornamelijk schrijvers en kunstenaars. Ik heb er jarenlang om de hoek heb gewoond. Ik was de schrijver van Komt een vrouw bij de Dokter en hoorde er dientengevolge nooit bij in Welling. Dit keer kom ik wat brengen. Dat scheelt altijd. Toch voel ik dezelfde meewarige blikken nu ik met mijn stapeltje boeken het etablissement betreed. Daar zal je Kluun hebben. Het reclamemannetje heeft zeker weer wat verzonnen.

Binnen zit het aardig vol met dames en heren waarvan men mag aannemen dat zij al enige tijd gevaccineerd zijn. In hun midden tref ik een van de meest beroemde drinkers van Amsterdam, ex-uitgever én café-uitbater tegen wil en dank: Bas Lubberhuizen. Na de boel even Wellinggetrouw te hebben aangekeken nodigt hij mij en mijn gevolg zowaar uit om aan de ronde tafel te komen zitten. Alsof Koning Arthur zelf een stoel voor je achteruitschuift.

Ik zet mijn stapel boeken op tafel en steek mijn riedel af: ik heb hier tien exemplaren Aan de Amsterdamse Nachten voor de tien meest gewaardeerde stamgasten van café Welling.
Zozo, zegt Bas. Eerst maar eens wat te drinken. Allemaal een biertje?
Deemoedig knikken we. Wie durft Bas Lubberhuizen tegen te spreken. We proosten op de heropening van de Nederlandse horeca en daarna verzamel ik alle moed die ik in me heb en vraag ik de ronde tafel of zij het misschien leuk zouden vinden als ik een stukje voorlees?
Ik zou liegen als ik zeg dat er instemmend wordt geknikt. Maar, zo vat ik het stilzwijgen op, er is in ieder geval niets op tegen. “Als u vindt dat u de laatste tijd te veel drinkt, ga dan eens een kijkje nemen in Welling,” begin ik. Vervolgens word ik geconfronteerd met wat ik meer dan tien jaar geleden in alle privacy te boek heb gesteld. Woorden die te midden van de mensen waar ze over gaan iets minder vlot uit mijn mond komen. (Over dat de gebruikelijke Welling klandizie van zuipen houdt en zich niet druk maakt over het daarmee gepaard gaande verval omdat ze toch al niet zo mooi waren…)

Ik breng het er heelhuids vanaf. Nu komen mijn tafelgenoten los met hun verhalen over Welling. Ron Hijman, stamgast van Welling (‘Altijd éérst je voornaamste functie noemen!’) en daarnaast klinisch neuropsycholoog en schrijver van wetenschappelijke artikelen, steekt van wal met een anekdote over Wim T. Schippers. Stamgast van Welling, eigenzinnige kunstenaar, uitvinder van de pindakaasvloer en de altijd vrolijke oranje vriend van Bert.
Lang geleden, niet zo veel stoelen hier vandaan, vertelt Ron, hoorde Wim een tafeltje verder een jong stel met elkaar ruzie maken. Wim stond op, boog zich tussen beiden en vroeg; “Zou u íets harder willen praten, want zo versta ik er niets van.”

Op ons tafeltje zijn de boeken inmiddels gesigneerd en de glazen leeg. Tijd voor jenever, blijkbaar. Bas Lubberhuizen trekt vanachter de toog een fles eigengestookte jenever vandaan. Met vijf kleine jeneverglaasjes keert hij terug aan de ronde tafel, schenkt de kelkjes in tot nèt over het randje, waarna wij nogmaals proosten. Collega auteur Ties Teurlings, (éérste keer in Welling!) vraagt Bas of dat kwaad kan, jenever en bier door elkaar heen. ‘Amper,’ antwoordt Lubberhuizen en schenkt mijn jonge collega nog maar eens bij. Het is ten slotte feest.
Wij vragen Bas naar de toekomst van Welling. Bas is ervan overtuigd dat het hier tot in de eeuwen der eeuwen moet blijven zoals het is. Een ontmoetingsplek voor schrijvers, journalisten, ideeenmakers en muzikanten. Zonder muziek. “In een café verkoop je sfeer en geef je er wat te drinken bij. ”

Tegen de avond verlaat ik Welling. Eindelijk weer eens ouderwets in de kroeg gezeten.
Van de jonge Ties Teurlings is nog altijd, vijf dagen later, geen spoor.

Geplaatst op

Nr. 31 Oosterling

Nr. 31 Oosterling

Het Praathuis – dat van het Grote Dierenbos van De Fabeltjeskrant –ligt dus gewoon keihard in Amsterdam. Dezelfde biertonnen, dezelfde raamindeling, hetzelfde geneuzel van de stamgasten. Als slap ouwehoeren een kunst is, dan is café Oosterling het Stedelijk Museum. En een van de stamgasten was, jawel, Leen Valkenier, auteur van 1041 af leveringen van De Fabeltjeskrant. Dan ben je best vaak in Oosterling geweest.
We zullen er geen who was who in Oosterling van maken; de gebroeders Bever, Bor de Wolf, Zoef de Haas, Juffrouw Ooievaar – er is geen beginnen aan. Maar één ding staat vast: Adèle Bloemendaal haalde aan de bar van Oosterling ooit een borst uit haar blouse en liet die zien aan een student die iets te lang haar boezem had zitten bestuderen: ‘Wil je er soms eentje vasthouden?’ Hebben we Truus de Mier nooit zien doen. Maar geneuzeld en gemopperd wordt er voldoende in dit café. De Oosterling-mensch heeft het niet zo op verandering. Daar staat zelfs een verbod op. De magnetron werd alleen geaccepteerd omdat warme gehaktballetjes toch lekkerder zijn dan lauwe. Met pijn in hun buik denken de eigenaren terug aan het eindeloze gejammer, nadat ze het gewaagd hadden het toch niet echt sprankelende bordje drinken is gezellig, zuipen niet weg te halen. De gebroeders Oosterling, eigenaars van dit etablissement (dus niet geheel zonder inspraak, zou je zeggen), opperden eens het bruingerookte plafond te witten. Onbespreekbaar.
Tijdens een grondige renovatie in 1995 werd de potkachel midden in de zaak dan toch eindelijk vervangen door centrale verwarming. Door het lekkende ding had een koolmonoxidevergiftiging jarenlang op de loer gelegen. Marcel Oosterling: ‘Iedereen lag aan het gas, maar dat hadden we nooit in de gaten, omdat de kozijnen zo poreus waren dat er altijd frisse lucht binnenkwam.’
Tot op de dag van vandaag klagen de klanten van Oosterling over waarom die kachel nou zo nodig weg moest. Toch zit er met al dat gekanker wel een hechte club daar aan de bar. In 2008 werd een van de stamgasten ziek. Zijn nieren dreigden uit te vallen. Een andere stamgast zei spontaan: ‘Als het een match is, mag je die van mij wel hebben.’
Het was geen borrelpraat. De bloedgroepen bleken te kloppen en de nier is met succes getransplanteerd.
Een mooi verhaal, maar een nier uit Oosterling, wie doe je daar nou werkelijk een plezier mee?
Oscar Oosterling: ‘Laatst vroeg iemand hier: “Heb jij toevallig een long voor me?”’

Geplaatst op

Nr. 53 Rooie Nelis

Ooit kwam een mooie vrouw café Rooie Nelis binnen. Ze zag de kastelein wel zitten. ‘Wat zeg je, een mooie vrouw!? Ze was gewoon zo geil als de pleuris!’ Aan het woord is Blonde Sien, drieëntachtig jaar. Naast haar op het vertrouwde hoekje van de bar zit de kastelein in kwestie: Zwarte Gerrit (ondertussen zo grijs als een dakduif), eenentachtig jaar, echtgenoot van Sien. Sien met een Beerenburg en een sinas tegen de dorst, Gerrit met een pilsje. Ja, of een whisky. ‘Ik lust alles.’
Wij krijgen ook snel wat van Sien te drinken, ‘want anders krijgen jullie dorst en dat moeten we niet hebben’.

Als hier de telefoon gaat, neemt Gerrit op met ‘Met de NSVH’ en als hij te lang over een andere vrouw praat, zegt Sien: ‘Maar ik heb toch ook geen bochel?’ Zulke gesprekken. Drie onderwerpen zijn hier taboe: politiek, geloof en liefde. Sien: ‘Van al die dingen krijg je oorlog. Die z’n wijf heeft ergens anders liggen potten, die d’r man is homofiel geworden. En dan mag jij het op een ander verhaal brengen, zodat het weer gezellig wordt.’
Dit is de Jordaan, buiten de toeristenroute. De zaak opende in 1937. De eerste eigenaar was Rooie Nelis, zoon van Zwarte Nelis en vader van Blonde Sien. De Jordaan heeft iets met bijnamen. Sien: ‘De vader van mijn moeder heeft één stoot op zijn porem gehad en die heette zijn hele leven Jan de Lip.’
Het muziekrepertoire bestaat voornamelijk uit André Hazes, al beweert Gerrit een Engelstalig nummer in huis te hebben (‘van Froger’). Het interieur voldoet aan de stijlwetten: muren zijn er niet voor behang, die zijn er voor lijstjes met foto’s. Op die foto’s staan portretjes van Nelis en Sien door de jaren heen en van Gerrit toen die nog echt Zwarte Gerrit was. Verder een eindeloze stoet BN’ers: André van Duin, Hazes zelf natuurlijk, Danny de Munk, Opera Pietje, Gordon (‘die is hier begonnen, we kregen hem aangeboden van de marktjongens’), Rudi Carrell, twee generaties Alberti. Maar de grootste trots aan de muur zijn foto’s van stamgaste Beatrix als twintiger, als dertiger, als veertiger en als zeventiger. Blonde Sien is zelfs geridderd, vertelt ze niet alleen aan iedereen die het horen wil. Alleen met Koninginnedag, het hoogtepunt van het jaar voor Rooie Nelis, zijn de muren leeg. De onderste rijen foto’s gaan dan in een doos, want die worden steevast gejat. Wim Sonneveld was al twee keer spoorloos, dus die hangt nu helemaal tegen het plafond. We kunnen rustig stellen dat Rooie Nelis tegenwoordig een politieke factor is. Oud-premier Balkenende hing hier in zijn studententijd regelmatig aan de bar en bij zijn laatste verkiezingen in 2009 kwam hij ten einde raad vanuit Rooie Nelis campagne voeren. En kort na diens aantreden stond burgemeester Eberhard van der Laan opeens voor Blonde Siens neus. ‘Godskolere, krijg nou wat,’ sprak ze, en gaf Van der Laan een zoen plat op de bek. De burgervader heeft later nog een portret van zichzelf laten bezorgen, voor aan de muur hier. Gerrit ontviel ons in 2019. Café Rooie Nelis sloot een paar maanden eerder.

Geplaatst op

Nr. 100 Welling

Als u vindt dat u de laatste tijd te veel drinkt, ga dan eens een kijkje nemen bij

Welling. De kans is groot dat u tot de conclusie komt dat het allemaal wel meevalt.

Dit café trekt mensen aan die van drinken houden en zich niet druk maken om het

daarmee gepaard gaande lichamelijk verval. Ze waren toch al niet mooi.

‘Wie mooi is kan niet slim zijn,’ luidt het gesundes Kroeg-empfinden in Welling.

Nee, voor de Chris Zegersen en Katja Schuurmannen hoeft u niet naar Welling. Wie er wel komen? Af en toe dorstigen die in het Concertgebouw hebben gefloten, geblazen of getoeterd, maar je vindt er vooral habitués: journalisten, kunstenaars, schrijvers en andere drankzuchtige types. Door hun indrukwekkende innamepatroon is Welling een café geworden met geheel eigen codes. Zo maakte een vriendin van ons ooit de onvergeeflijke fout om een bekende tekenaar/stamgast/buurtbewoner die met veel lawaai van zijn barkruk was gevallen, op te willen rapen. Het arme kind werd door woedende blikken van de aanwezigen terechtgewezen. In Welling hoor je over de gênante gevolgen van overmatig drankgebruik heen te stappen. Desnoods letterlijk.

H.B.G. Welling – ‘kroegbaas tegen wil en dank’ – voerde reeds het beleid om klanten zo snel mogelijk de deur uit te jagen. Jan Heinemans, buurtbewoner en stamgast, liet in 1970 in een interview over het café optekenen: ‘Wanneer je zo rond het voormiddaguur het café binnenstapte, keek de oude heer Welling doorgaans pas laat en altijd enigszins verstoord op. Wat nu weer, toch geen klant mag ik hopen? zo scheen hij te denken. Tappen kunnen we altijd nog en misschien gaat hij wel weer weg, leek de gedachte te zijn die door zijn hoofd speelde.’

In de loop der decennia is deze techniek verder verfijnd door het personeel van Welling. Barkeeper Marcel Misset vertelt: ‘Nelly Frijda stond hier vroeger achter de bar en die had het uitfoeteren van klanten werkelijk tot kunst verheven. Wij proberen de geest van Welling te bewaken door niet iedereen te bedienen. Vermaard is het verhaal van een stamgast die een afspraak had met een vriend die nog nooit in Welling was geweest. Laatstgenoemde was te vroeg en kwam om vier uur binnen in een verder nog leeg café. Barkeeper Ernst stond wat nors achter de bar en begroette de man amper. De gast, ook niet te flauw, dacht: als hij niks zegt of zelfs niet vraagt wat ik wil drinken, nou, dan zeg ik toch ook gewoon niks. Beide heren volhardden hierin. Na een half uur vroeg de gast aan Ernst: “U bent zeker van de pr hier?” De gast kon vanaf dat moment niet meer stuk bij Ernst.’ Marcel licht de (in het beste geval) langzame, maar vaker totaal afwezige behoefte om mensen te bedienen toe. ‘De mensen moeten met elkaar in gesprek komen, er moet iets gebeuren. Als ze moeten wachten, vervolgens naar de bar komen, waar ze nog steeds moeten wachten, dan gaan ze met elkaar praten. Daar gaat het om in een café.’ ‘Ik zou van geluk smelten als er ooit iemand aan tafel wordt bediend,’ zegt Bas Lubberhuizen, de huidige eigenaar van Welling.

Geplaatst op

Support your stamkroeg

Het idee schijnt oorspronkelijk van Heineken te komen en heet #shutterads, zo tipte iemand op LinkedIn me. En inderdaad. Heineken klapte er met veel geweld, flinke mediadruk en een vet (lees duur) geproduceerde commercial tegenaan in Buenos Aires. Maar sympathiek is het. Feel good Empathiemarketing in Coronatijden.

Mij viel het principe me pas op toen ik onlangs door de Van Woustraat fietste en de raamposter van Dirk van den Broek zag hangen op cafe Het huis van iemand anders. Ik schreef er dit verhaal over. #vinkdirk Daarop attendeerde iemand me erop dat het concept van de sympathieke Dirk raamposters van bureau Tosti Creative was.

Nu was ik zelf druk bezig met het monteren van de documentaire van Aan de Amsterdamse Nachten – de lockdownseries, die donderdag 8 april om 22u (avondkloktijd) op mijn site in première gaat. Misschien heb je in de laatste weken enkele video’s langs zien komen. In deze lockdownseries mocht ik als enige mens binnen onze landsgrenzen de Amsterdamse horeca bezoeken. Weliswaar overdag, en in tranentrekkend lege tenten, maar ik zat aan de bar in Casablanca, de Melkweg, La Bastille, Palladium, Paradiso, Jimmy Woo, de Smoeshaan, cafe Nol, enz, enz. Hier kreeg ik een shootertje, daar een lekker IJwitje, maar overal kreeg ik de liefde en passie voor het nachtleven geserveerd. Het was een van de leukste projecten die ik de laatste jaren mocht doen. Ik hoop en verwacht dat u die lol in de docu gaat terugzien.

De Dirk-actie van Tosti Creative bracht me op een idee. Ik belde bureau Tosti Creative en vroeg voorzichtig wat dat eigenlijk kost, zo’n raamposter. Ik ben niet armzalig, maar heb niet het budget van Dirk, laat staan van Heineken. Het bedrag viel me mee.  Zeg maar een goeie stapavond in pre-Corona tijden waarbij je jezelf en doe eens gek, ook je vrienden trakteert. Doen, dacht ik. En zo heb ik voor het eerst in mijn leven een raam gehuurd. Kluun steunt Ruk&Pluk, de Smoeshaan, cafe Nol en Weber en Lux. Ik zal eerlijk zijn: ik vind het retecool, cooler dan een advertentie van mijn boek op de voorpagina van de Volkskrant.

Wilt u ook uw stamkroeg, uw vrijmibo-etrablissement, uw afpilskroeg, uw avondzonterras of het plaatselijke dorpscafe steunen met een uw vriendencluppie, advocatenkantoor, hockeyelftal of reclamebureau? Bel of mail dan met Tosti Creative. Zij regelen alles. En dan kunt u , net als ik, straks apetrots een foto met uw naam posten op al uw social media.  Steun your local stamkroeg. Bel bureau Tosti Creative.

Ik wens u een goed, zij het kroegloos paasweekend.

Kluun

PS: Nee, ik heb geen aandelen in Tosti Creative en vang geen commissie.

Geplaatst op

Yab Yum & De Club van Acht

[et_pb_section fb_built=”1″ admin_label=”section” _builder_version=”3.22″][et_pb_row admin_label=”row” _builder_version=”3.25″ background_size=”initial” background_position=”top_left” background_repeat=”repeat”][et_pb_column type=”4_4″ _builder_version=”3.25″ custom_padding=”|||” custom_padding__hover=”|||”][et_pb_text admin_label=”Text” _builder_version=”4.9.1″ background_size=”initial” background_position=”top_left” background_repeat=”repeat”]

In 1986, sloten mijn Bredase vrienden en ik, de Club van Acht, een weddenschap: wie het eerst een ton (in guldens) zou verdienen, zou de rest van de club meenemen naar Yab Yum. Beter kon de tijdsgeest, althans onder rechten-, economie- en HEAO-studenten in die tijd, niet worden samengevat. Zo snel mogelijk veel geld verdienen en daar zoveel mogelijk decadent vertier van bekostigen. Zonder enige terughoudendheid. Het was het hoogtepunt van het Yuppie-tijdperk. De romans van die tijd: “Money” van Martin Amis, “Bright Lights Big City” van Jay McInerney en “American Psycho” van Bret Easton Ellis. Populairste tv-programma in Nederland: RUR (rechtstreeks uit Richter) met Jan Lenferink als rots in de branding der conversatie. Wij, jonge twintigers, liepen door de gangen van ons opleidingsinstituut met gestreepte Jan Lenferink-button-down overhemden, stropdassen en Samsonite-koffers. De Bingoballen van de twintigste eeuw.

Niemand van de Club van Acht heeft de anderen uiteindelijk mee naar Yab Yum genomen. Of we hebben gelogen over onze salarissen, of we zijn uiteindelijk, naar jaren tachtig- en Bingoballen-maatstaven, mislukt.

Op een zonovergoten in maart 2021, bezoek ik Singel 295, het statige grachtenpand waar van 1974 tot 2007 het roemruchte luxe-bordeel Yab Yum gevestigd was. Yab Yum is, met de RoXY, iT, Mazzo en Richter de 5de tent die niet meer bestaat. Vanaf de met graffiti besmeurde trap lees ik de tien geboden van Yab Yum voor, opgesteld door ex-eigenaar Theo Heuft.

LET OP: iedereen die militant woke, SGP, fundamentalistisch-feministisch, cultureel ubercorrect of een christelijke partij stemt, kijk de video op eigen risico : video

Aan de Amsterdamse Nachten wordt herdrukt in een exclusieve uitgave. Je kunt je hier inschrijven voor deze uitgave, gesigneerd door beide schrijvers.”

PS: Anna van ‘t Hek maakte een docu over Yab Yum. Hij is te zien op Picl en binnenkort op NPO.

 

 

 

 

[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]

Geplaatst op

‘Are you open?’ ‘In a few months.’

bar weber

[et_pb_section fb_built=”1″ admin_label=”section” _builder_version=”4.9.1″ hover_enabled=”0″ custom_margin=”0px||||false|false” custom_padding=”0px||||false|false” sticky_enabled=”0″][et_pb_row admin_label=”row” _builder_version=”3.25″ background_size=”initial” background_position=”top_left” background_repeat=”repeat”][et_pb_column type=”4_4″ _builder_version=”3.25″ custom_padding=”|||” custom_padding__hover=”|||”][et_pb_text admin_label=”Text” _builder_version=”4.9.1″ background_size=”initial” background_position=”top_left” background_repeat=”repeat” hover_enabled=”0″ sticky_enabled=”0″]

Aan de Amsterdamse Nachten – de lockdownseries, afl 8: Bar Weber

Louis, eigenaar van café Weber, tegenover het Nieuwe DeLaMar theater aan de Marnixstraat: ‘In de zomer waren we even open, met binnen een paar tafels en buiten ons terras. Maar mensen komen hier om flink te drinken en een beetje te dringen bij de bar, elkaar per ongeluk aan te raken, te versieren, te zoenen en uiteindelijk om te kijken of er iemand met je mee naar huis gaat. Dat gaat nou eenmaal moeilijk als je op anderhalve meter van elkaar moet blijven zitten.’

Lux en Weber zijn een eeneiige tweeling, met hetzelfde zondagse pak. Het gebeurt vaak dat een vriend of vriendin niet komt opdagen in Weber. Die blijkt later de hele avond in Lux, twee deuren verderop, gezeten te hebben. Beide kroegen hebben een strak interieur, de bar is lang en smal en beiden zijn bevolkt door hetzelfde liefdeslustige clientèle. Één tip: als u in de loop van de avond een gigantische buffel hebt gezien, dan was u in Weber. Bent u geen buffel tegengekomen, dan was u in Lux.

Tijdens ons gesprek komt, zoals zo vaak zegt Eigenaar Louis, een toerist binnen. Of de zaak open is. Louis kijkt op zijn horloge en antwoordt droog: ‘Almost. In a few months…’

Aan de Amsterdamse Nachten wordt herdrukt in een exclusieve uitgave. Je kunt je hier inschrijven voor deze uitgave, gesigneerd door beide schrijvers.”

 

[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]

Geplaatst op

Ode aan het Paradijs

Poptempel Paradiso is naakt, ontdaan van alle sfeer en energie. Programmeur Sanne Lohof staart weemoedig naar de bar, die wordt verbouwd. Ik zie naar de ingewanden van de biertap, de leidingen, het houten geraamte van de bar. Het voelt alsof ik een operatie kijk die ik niet mag hoor te zien. Clubonterend.

Sanne gaat me voor, de trappen naar boven, waarin op eenzame hoogte begin voor te lezen. Ik kijk neer op mijn cameraman die me vanuit het midden van een lege zaal staat te filmen. Op een sticker, recht onder zijn schoenen, wordt geboden om anderhalve meter afstand te houden. Achter hem een stellage, twee bezems op de vloer, in de hoek een hoogwerker. Hier in deze lege koude zaal waar zoveel stemmen hebben geklonken, klinkt op dit moment alleen die van mij. Behalve Sanne en mijn cameraman is er niemand die luistert.

Paradiso. De nummer 1 van De Top 100 Aller Tijden van het Amsterdams Nachtleven. New York, LA, London, Berlijn, Manchester, Ibiza: nergens ter wereld is er een venue die al vijftig jaar onafgebroken open is, waar concerten en club-avonden zijn en dat zo geliefd is onder de hele bevolking. Ultra-hip of button-down, schootermakelaar of Mercatorplein-Marokkaan, frisse studente of dikbuikige vijftiger: iedereen heeft in Paradiso zijn eigen kippenvelmomenten gehad, ergens tussen 1968 en nu.

In 2011 presenteerden Parool-journalist Hans van der Beek en ik het boek hier, in Paradiso, voor de allereerste keer. Toen stond het hier stampol. Lieve, licht aangeschoten vrienden, uitgevers en andere boekenliefhebbers. Aan het einde van de boekpresentatie trakteerden we ons gevolg op een rondleiding door de catacomben van onze nationale poptempel (‘Pa, weet je dat je nu loopt waar de Stones en Prince ook hebben gelopen?’ ‘Dè’s verrèkes fèèn vur ze, jonghu’).

Aan de Amsterdamse Nachten is nu bijna uitverkocht. De állerlaatste exemplaren zijn hier te koop. Zodat je thuis kunt genieten van de Amsterdamse Nachten. Tot we elkaar weerzien, hier aan de bar in Paradiso!

Aan de Amsterdamse Nachten wordt herdrukt in een exclusieve uitgave. Je kunt je hier inschrijven voor deze uitgave, gesigneerd door beide schrijvers.”

horeca dicht amsterdam mist omzet avondklok

Geplaatst op

De Smoeshaan: de SOA van Jack

Kluun De Smoeshaan

De kerstversiering hangt nog voor de ramen als we binnenstappen bij het beroemdste theatercafé van Amsterdam: De Smoeshaan. Ze hebben hier allemaal aan de bar gezeten: Ramses, Liesbeth, Harry, Youp, Paul, Simone, Pierre, Jack, Hans. FC Bal in de Ploeg noemden ze zichzelf, de artiesten die hier elkaar klussen en schnabbels toespeelden. De band met het barpersoneel was, laten we het zo zeggen, er niet eentje waarbij de anderhalve meter-regel in acht werd genomen.

Kluun krijgt een lekker koud IJwitje aan de bar en leest barman Joost voor uit Aan de Amsterdamse Nachten. Over hoe Jack Spijkerman een telefoontje van een bardame kreeg met het dringende advies zich toch maar even bij de GGD te melden. (En nee, niet voor een vaccinatie tegen Covid19.)

Barman Joost gooit er nog een verhaal tegenaan over Youp van ‘t Hek, die een creatieve manier bedacht om de drukte aan de bar te omzeilen.

Kijk naar aflevering 8 van Aan de Amsterdamse Nachten: de lockdownseries, theatercafé De Smoeshaan.

Aan de Amsterdamse Nachten wordt herdrukt in een exclusieve uitgave. Je kunt je hier inschrijven voor deze uitgave, gesigneerd door beide schrijvers.”