Geplaatst op

Column voor Saar magazine

Het is ongelijk verdeeld in de wereld en daar spin ik als man al achtenvijftig jaar garen bij.
Zo ben ik bijvoorbeeld nog nooit bevallen, al was ik elke keer wel als supporter aanwezig en daar heb ik, afgezien van drie goddelijke dochters ook zelf baat bij gehad: na de eerste bevalling prent ik mezelf bij ieder pijnlijk tandartsbezoek of enigszins onprettige ziekenhuisbehandeling in dat ik niet moet zeiken. Dat werkt.
Een andere meevaller is dat ik nog nooit in mijn hele leven heb gemenstrueerd, echt nog niet één keer. De gemiddelde Saar-lezeres heeft er inmiddels zo’n slordige vijfhonderd ongesteldheden opzitten. Maar dat euvel behoort gelukkig ook voor jullie al, of anders binnenkort, tot het verleden, want hoezee, daar komt de overgang je leven binnen huppelen.
Heb ik ook al geen last van gehad.
Maar die penopauze van jullie dan, Kluun? Ik geloof er niet in. In mijn vriendengroep, de Harries, is het geen gespreksonderwerp. Da’s maar goed ook, mannen die zeuren over de penopauze vind ik van dezelfde bloedgroep als vrouwen die beweren dat ze al tien jaar last hebben van de overgang.
Je kon van tevoren voorspellen wie dat zouden zijn.
Maar ik heb het toch even opgezocht: is de penopauze nou een soort mannengriep, een verzinsel van zeiksnorren en zeurpieten of bestaat het echt?
Het bestaat. Zo schijnt ook een man opvliegers te kunnen krijgen, kan de penopauze gepaard gaan met bloedarmoede, vermoeidheid, slaapstoornissen, incontinentie en – u voelde hem aankomen – erectiestoornissen. Wat dat laatste betreft moet ik wel toegeven dat die spontane erecties die je als twintiger had, dat je uit het niets, zonder dat er seks in de buurt was, hopla ineens een pik als een sloophamer in je broek moest zien te verbergen, niet meer voorkomen. En ach, dat beetje nadruppelen na het plassen, dat was vroeger al zo, als je het zaakje te snel opborg als je uit het gejuich in de woonkamer meende op te maken dat Ajax gescoord had.
Verder moet ik tegenwoordig wel elke nacht even mijn bed uit om te plassen, en dat plassen neemt ook wat meer tijd in beslag dan vroeger (een man van in de vijftig beschikt nou eenmaal niet meer over een straal waar je een nijlpaard mee omver kon pissen).
Hm. Nu ik erover nadenk, vind ik mezelf eigenlijk toch best zielig met al mijn mannelijke mankementen. Misschien maar eens even een paar dagen goed uitzieken.
Ben ik even blij dat ik die overgang er niet ook nog eens bij heb.

Geplaatst op

#6 Iedereen heeft recht op zijn eigen problemen.

In Help, ik heb een puber! beschrijf ik vier oudertypes: de volwassen ouder, de neushoorn, de struisvogel en het buideldier.

‘Het buideldier is een ouder die alles doet om te voorkomen dat er ook maar iets misgaat met de puber. Deze ouder is ochtendwekker, kok, butler, schoonmaker, planner, agenda, bank en verzekeraar ineen. Het buideldier behoort tot de zogenoemde curling ouders, ouders die als een gek het ijs voor de curling schijf staan te boenen zodat het kind lekker door kan glijden, zonder enige wrijving van het ijs des levens. (…)

Het buideldier is ervan overtuigd dat de puber volslagen hulpeloos is, een grote peuter die problemen zelf niet kan oplossen. (…) Een puber van een buideldier krijgt niet eens de kans om van zijn fouten te leren, omdat het buideldier er alles aan doet om fouten en foutjes, rampen en rampjes, tegenslagen en tegenslagjes te voorkomen.’

De tweede pubertijd in het leven wordt wel The Second Hill genoemd. Hij begon bij mij zo na mijn vijftigste, een leeftijdsfase waarin ik me voor de tweede keer ging afvragen wie ik eigenlijk was en wat ik wilde in het leven.

Het was een confronterende, soms pijnlijke, maar vooral verhelderende levensfase. Ik ben gelukkiger dan toen ik vijftig was, ik weet wie ik wil zijn en ik weet ook dat ik nooit uitgeleerd raak.

Misschien is het leven wel één langgerekte puberteit, waarin we onszelf steeds opnieuw proberen te definiëren. Anderen kunnen daarbij helpen, maar ook als volwassene heb je niet zo gek veel aan buideldieren om je heen.

“People never learn anything by being told, they have to find out for themselves,” schrijft Paulo Coelho in Veronika decides to die. Het is een waarheid als een Coelho.

Iedereen heeft recht heeft op zijn eigen problemen én op de wijze waarop hij of zij ze al dan niet, vroeger of later, met meer minder succes, te lijf gaat. Ik gun iedereen, puber of volwassene, voldoende problemen.

——-

Over 54 weken word ik zestig.

Ik heb mezelf de opdracht gegeven om in zestig weken zestig mijmeringen te schrijven. Verhaaltjes over ouder worden, over dingen anders zien, dingen anders doen, het leven anders bekijken. Zie het als dagboek zonder slot.

#60thingsivelearned Dit is nummer #6 

Geplaatst op

#5 Perfectionisme is zaaddodend. 

Het zaadje werd geplant door Juut. ‘Schrijf gewoon een boek over alles waar we samen doorheen zijn gegaan,’ zei ze in de week voor haar dood. 

‘Ik kan helemaal niet schrijven, joh.’

‘Dat kan je wel,’ antwoordde ze.

Ik begon op 15 mei 2001, op een grasveld in het Vondelpark, het dagboek af te maken dat ze voor onze dochter was gaan schrijven toen de kanker was uitgezaaid. 

“Het handschrift is veranderd,” schreef ik mijn dochter. “Mama is gisteren dood gegaan.” Toen ik klaar was met het afmaken van het dagboek, wilde ik doorschrijven. Ik pende Moleskine-boekjes vol met gedachten, gevoelens, verdriet, frustraties, angsten en een beetje hoop, zonder enig creatief plan, zonder drang naar perfectie. Ik schreef maar wat. Het was therapie. 

Toen ik enkele maanden later met mijn dochter naar Australië was vertrokken, begon ik die honderden bladzijden schrijfsels te ordenen. Driekwart streepte ik weg. Terug in Amsterdam kocht ik een tweedehands pc en begon te schrijven. Ik had geen vaste stijl, geen idee hoe je een roman opbouwt, wist niks van structuur en compositie, maar had wel last van ambitie. Dit verhaal moest en zou ik schrijven. 

De eerste versies van het boek waren, achteraf, hopeloos. Ruim zeshonderd bladzijden quasi-filosofisch debutantengebrabbel. Pas na een jaar schrijven durfde ik het manuscript aan uitgeverijen te sturen. Uitgeverij Podium reageerde dezelfde dag. Daarna volgden nog drie redactierondes, het manuscript is nogmaals ruimschoots gehalveerd. 

Nog altijd zijn de eerste versies van mijn manuscripten schamel. Soms durf ik ze amper aan mijn redacteur te laten zien. Maar na twintig jaar schrijverschap weet ik dat het goedkomt, in versie 6 of 7 en anders wel in versie 10. 

De Moleskine-boekjes heb ik nog. Ze staan hier achter me in mijn boekenkast. Ik koester ze. Zonder die hopeloos imperfecte versie 1 was dat boek er nooit gekomen. 

——————————-

Over 55 weken word ik zestig. 

Ik heb mezelf de opdracht gegeven om in zestig weken zestig mijmeringen te schrijven. Verhaaltjes over ouder worden, over dingen anders zien, dingen anders doen, het leven anders bekijken. Zie het als dagboek zonder slot. 

Sixty Things I’ve Learned. Dit is #5. 

Geplaatst op

#4 Be nice or go away.

Het was op een marktplein in Trogir, een havenstadje aan de baai van Kastela, vlakbij Split. Samen met een vriend en enkele duizenden Kroaten stond ik, getooid in een rood wit-geblokt shirtje, te kijken naar de finale van het wereldkampioenschap voetbal 2018. Kroatië speelde tegen Frankrijk, en verloor. Het mocht de pret niet drukken, de trots dat Kroatië de finale had bereikt won ruim van de teleurstelling dat ze verloren.

Mijn vriend en ik hadden die middag niet te klagen over populariteit. Mensen vinden het best lollig als je vertelt dat je speciaal naar hun land bent gereisd om daar de finale te kijken. Ik kreeg in die middag meer bier aangereikt dan tijdens vier dagen carnaval in Kielegat.

Na de wedstrijd namen onze nieuwe vrienden ons mee naar een van de kroegen op het plein. Boven de deur hing een houten bord met een tekst. ‘Be nice or go away’.

Be nice or go away. Ik heb het direct als mijn adagium geadopteerd, in het echte leven en op social media.

Van Twitter had ik al lang afscheid genomen, ik had er genoeg van mijn tijd te besteden aan het absorberen van verwensingen en prietpraat van mensen met namen als @Dutchpride935, @Anonymusje en @burp391a3. Mijn @kluun-account op Twitter wordt al tien jaar beheerd door anderen, ik kijk er nooit op.  

Op LinkedIn, Instagram, Facebook en TikTok worden minder haatdragende meningen geboerd, maar zo heel af en toe steekt er eentje de kop op. Dan bedank ik hem of haar (je weet het vaak niet, met zo’n avatar van een vlag of stripfiguur) voor de bijdrage en wens ‘m een prettige voortzetting van het leven, maar wel zonder mij. 

Be nice or go away. Ik hou er me strikt aan. Het scheelt me een hoop frustratie, boosheid, verdriet en tijd. Tijd die ik overhoud voor de mensen waar ik echt van hou en nieuwe, aardige mensen die mijn pad kruisen. 

————– 

Over 56 weken word ik zestig. 

Ik heb mezelf de opdracht gegeven om in zestig weken zestig mijmeringen te schrijven. Verhaaltjes over ouder worden, over dingen anders zien, dingen anders doen, het leven anders bekijken. Zie het als dagboek zonder slot. 

Sixty Things I’ve Learned. Dit is #4.

Geplaatst op

#3 Verhalen zijn spiegels.

‘Moet jij eens niet naar een psycholoog?’ vroeg Judith van de Klundert me 25 jaar geleden. We waren allebei midden dertig, hadden een dochter van één jaar oud, beiden een eigen bedrijf en leefden als God in Amsterdam.

Juut praatte in die tijd wekelijks met een psycholoog, in een poging te bevatten dat ons onbezorgde leventje ontploft was door Mastitis carcinomatosa, de uitzichtloze, ontvlambare vorm van borstkanker die bij haar gediagnosticeerd was.

Ik durfde een psycholoog niet aan. Natuurlijk wist ik dat er het een en ander niet helemaal joho zat in mijn hoofd. Natuurlijk wist dat ik dat ik bezig was tegen de klippen op te vluchten van het leven zoals zich dat door de kanker plotseling had ontvouwd. Natuurlijk wist ik dat mijn morele kompas niet helemaal goed stond afgesteld.

Komt een vrouw bij de dokter schreef ik ruim twintig jaar geleden. Het verhaal gaat over liefde in tijden van kanker.

Het script voor de theaterbewerking kreeg ik in mijn mail terwijl ik op Zanzibar was met mijn vrouw Anne. We waren drie dagen ervoor getrouwd. Het was alsof ik werd terug gekatapulteerd naar 25 jaar geleden, naar een totaal uit de hand gelopen versie van mezelf. Niet per se een terugblik waar ik graag aan werd herinnerd op mijn honeymoon. 

Ontelbare keren is me de afgelopen twintig jaar gevraagd, door journalisten en lezers, of ik me niet schaamde voor het verhaal.

Nee.

Nooit.

Ook nu niet, in de bewerking van de jonge schrijver Koen Caris. Het verhaal nodigt uit om erin te zien wat je erin wil zien. 

Verhalen zijn spiegels.

Komt een vrouw bij de dokter heeft voor mij altijd als een spiegel gediend. Ik gun iedereen zijn eigen spiegel.

Kluun

PS: De theaterbewerking van Komt een vrouw bij de dokter tourt nu door heel Nederland. De Telegraaf, de Volkskrant, Trouw en Theaterkrant waren eensgezind: 4 sterren. 

PPS: Anne, mijn vrouw, is psycholoog. Kreeg Juut toch nog gelijk.

——

Over 57 weken word ik zestig. 

Ik heb mezelf de opdracht gegeven om de komende 60 weken 60 mijmeringen op te schrijven. Verhaaltjes over ouder worden, over dingen anders zien, het leven anders bekijken. Zie het als dagboek zonder slot. 

60 Things I’ve Learned. Dit is #3

Geplaatst op

#2 Ons pap wist het altijd al

Als puber schaamde ik me voor mijn vader. Ons pap lulde met iedereen. Op de Tilburgse kermis, met bekenden en onbekenden. In de rij voor de kassa bij Albert Heijn, tegen de mensen voor hem en achter hem, met het meisje achter de kassa. 

Ik schaamde me voor de onderwerpen die ons pap aansneed met vreemden, voor het ‘bonjour’ tegen iedereen op straat, voor zijn gesprekken in een eigengebakken taal van plat Tilburgs, Louis van Gaal-Engels en enkele verbasterde, niet bestaande lokale woorden als we op vakantie waren in Spanje of Griekenland.

Tijdens de boekpresentatie van Aan de Amsterdamse Nachten, op een rondvaartboot langs de iconen van het Mokumse nachtleven, zag ik ons pap druk praten met een journaliste van Het Parool, een uur lang. De dag erna kon ik, en de rest van Amsterdam, lezen dat hij en ons mam nog net zoveel van elkaar hielden als toen ze elkaar tegenkwamen en dat ze het nog drie keer per week samen deden. 

In de Corona-tijd merkte ik pas echt hoezeer ik een zoon van mijn vader was. Ik praatte met iedereen die ik tegenkwam. Hondenluitlaters, pakjesbezorgers, winkelpersoneel, iedereen. Het maakte mij blijer, en verdomd, het leek wel of andere mensen ook even een heel klein beetje blijer werden.

De laatste jaren ben ik me gaan verdiepen in de redenen waarom mensen gelukkig zijn, of ongelukkig. Het beroemde, sinds 1938 lopende Harvard-onderzoek naar geluk en gezondheid. Onderzoeken van de KU Leuven naar eenzaamheid. Engelse onderzoeken naar 50 dingen die een mens het meest gelukkig maken. Het allerbelangrijkste? Diepe, waardevolle relaties, met partner, familie en vrienden. Bijvangst: een mens met veel goede relaties leeft gemiddeld tien jaar langer. 

De andere geluksbrenger was verrassender. Zoveel mogelijk dagelijks contacten met andere mensen. Kort, oppervlakkig, een paar woorden, een hoofdknik, een lach: het maakt ons gelukkig. 

Ons pap wist dat altijd al. 

Dit was nr 2 in de serie #60thingsivelearned. Over 59 weken word ik zestig. Iedere week op deze plek een mijmering over ouder worden, een verhaaltje over dingen anders zien, dingen anders doen. Zie het als een dagboek zonder slot. 

Geplaatst op

#1 The older you get, the more it means

Over zestig weken word ik zestig. 

Ik heb mezelf de opdracht gegeven om de komende zestig weken zestig mijmeringen op te schrijven, verhaaltjes aan mezelf. Verhaaltjes over ouder worden, over dingen anders zien, dingen anders doen, het leven anders bekijken. Zie het als dagboek zonder slot. 

Sixty Things I’ve Learned. Dit is de eerste.

Na het allerlaatste concert van de Wrecking Ball-tour, in 2013 in een klein rugbystadion in Kilkenny, Ierland, kwam Bruce Springsteen nog één keer het podium op. Alleen, met gitaar en mondharmonica. Hij sprak zijn dank uit dat hij al vijftig jaar mocht genieten van zijn vak, samen met zijn vrienden, voor zijn publiek. In zijn speech sprak hij zijn liefde uit voor vrienden die er niet meer zijn.

Samen met mijn eigen vrienden, Leon Verdonschot, Art Rooijakkers en onze betreurde eigen Big Man, Erik van Bruggen luisterden we naar die woorden. Woorden die gaan over liefde, vriendschap, verlies, gemis, over de dingen die er écht toe doen in het leven.. ‘The older you get, the more it means.’ Vier mannen uit Nederland hebben die woorden die avond, en op veel avonden sindsdien, nog vele malen herhaald. 

‘The older you get, the more it means’’ is een van de sixty things I’ve learned 

Kluun

De speech van Springsteen is hier terug te zien: https://www.youtube.com/watch?v=4BDBWv3RYRY

PS: Sixty Things I’ve Learned is een variant op What I’ve Learned, een interviewreeks in de Amerikaanse Esquire. @sanderruysch, dank voor de tip.

Geplaatst op

Ik ben geen klusser.

Ik ben geen klusser. Mijn vader heeft het wel geprobeerd hoor. Ik zie ons nog staan, in de keuken naast mijn fiets, die hij op z’n kop stond, teiltje ernaast met zeepsop en van die ijzeren gevallen in zijn hand (die dingen hebben vast een naam, maar alle overbodige kennis is ballast) waarmee hij de lekke band van de velg (dat woord ken ik dan nog net) haalde, die binnenband weer oppompte en het ding minutieus stukje voor stukje door het zeepsop haalde. Terwijl ik dit schrijf weet ik ineens niet meer zeker of het eigenlijk wel met zeepsop was, misschien was het ook wel gewoon een bak met water, waar die band doorheen ging.
‘Hebbes!’ riep mijn vader plotseling. ‘Kijk, waar die belletjes naar buiten komen, zit het lek.’
Vervolgens maakte hij de binnenband droog, plakte een stukje rubber op de binnenband, legde binnen- en buitenband weer op de velg, waarbij hij met zijn vingers die hele band keurig op z’n plek duwde, om er na een uur achter te komen dat het ding weer leeg was gelopen, waarna het hele proces weer opnieuw begon, want zo zei mijn vader vrolijk, ‘dan zat er dus nog een gaatje in.’
En ik moest meekijken, want anders zou ik het later nooit zelf kunnen.
‘Maar als onze Lieve Heer had gewild dat wij zelf fietsbanden zouden plakken,’ vroeg ik, ‘dan had hij toch nooit de fietsenmaker uitgevonden?’
Ik ben van het facility management. Ik probeer mijn leven in te richten volgens de wijsheden van Hendrik Johannes Cruijff. ‘Doe waar je goed in bent en laat anderen doen waar je slecht in bent.’ Of meneer Cruijff het daadwerkelijk zo gezegd heeft, weet ik niet, maar het komt vast in de buurt, net zoals mijn beschrijving van het plakken van een binnenband.
Vorige week bestelde ik voor mijn jongste dochter een nieuw bed. Ze wilde een grote mensen-bed. Ik heb niet gevraagd waarom. Op de ochtend dat het nieuwe bed werd geleverd door twee vriendelijke bezorgers van IKEA, moest ik eerst het oude uit elkaar zien te halen. Nu heb ik op mijn woonboot niet veel meer gereedschap dan een schroevendraaier, een hamer en een schaar. Ik kan u vertellen dat je met een schroevendraaier en een hamer en een schaar niet ver komt, als je een bed uit elkaar wilt halen. Het enige dat je er goed beschouwd mee kunt, is het nieuwe bed uit zijn verpakking halen.
En toen stond ik ineens midden in de slaapkamer van mijn dochter, omringd door een forse hoeveelheid planken van diverse afmetingen, een matras van 1,40 bij 2,00m, een berg karton en bubbeltjesplastic om u tegen te zeggen, een eenpersoonsbed dat uit elkaar moest, een hamer, een schroevendraaier en een schaar. Mijn vader kon ik niet bellen, die is al zeven jaar dood.
Kent u Zoofy? Dat is een website voor mensen als ik, mensen die geloven in Johan Cruijff. ‘Regel je klusje zonder gedoe’. Vooral dat woord regel bevalt me. Binnen een uur stond Sonny op de vlonder van mijn woonboot. Sonny had soorten gereedschap bij zich die volgens mij onder de wet op verboden wapenbezit vallen.
Binnen twee uur had Sonny het oude bed uit elkaar gehaald, het nieuwe in elkaar gezet, mij een hand gegeven en was fluitend weggereden in zijn bestelbus.
Ik heb over bovenstaande column 57 minuten en 34 seconden gedaan. In die tijd heb ik het geld dat ik Sonny en Zoofy heb betaald al weer ruimschoots terugverdiend.
Ik dank God dat hij Zoofy.nl heeft uitgevonden, Johan Cruijff voor zijn wijsheid en Sonny voor zijn gereedschapskist.
Zo. En nu moet ik opschieten, want de fietsenmaker sluit om zes uur en mijn dochter heeft een lekke band.

Deze columns verscheen eerder in JFK Magazine. Ik heb geen aandelen in Zoofy.

Geplaatst op Geef een reactie

Het is een homo

Vandaag, okt 2021, in het nieuws. Een jaar of acht geleden schreef ik deze column in de Ajax-glossy Ajax1900. Termen als LGBT, laat staan LGTB+, bestonden nog niet. En ‘homo’ zou ik nu graag door ‘gay’ hebben vervangen. Voor de rest sta ik nog steeds achter de column en hoop dat de laatste regels ooit werkelijkheid worden.

Lees hier het artikel “Australische voetballer uit de kast, als enige op hoogste niveau wereldwijd”


Hij is een homo.

Eind jaren tachtig ontstond in voetbalstadions de folklore om iedere langharige speler van de tegenpartij toe te zingen dat hij een transsexueel was die in een bordeel werkte en van negen tot vijf een omgebouwd wijf was (persoonlijk ken ik geen bordeel met dergelijke openingstijden, maar ik ben er al eventjes uit). Spelers van NAC kregen wekelijks te horen dat ze homo waren, ja ja, een homo uit Breda. Dat bekte namelijk lekker. In All Stars (1997) komen Danny de Munk en zijn medespelers er achter dat een van hun teamgenoten homo is. Dat was me wat, een homo onder de douche na het voetbal. Niet bukken, jongens! Alsof een nicht bij het aanzicht van de twee harige hetero hangbillen van een dikke, bezwete teamgenoot zou denken; mmmm, mjammie!

Volgens medische studies voelt rond de tien procent van alle mensen zich aangetrokken tot hetzelfde geslacht. Afhankelijk van land en cultuur komt vijf tot tien procent daarvoor uit.

In het betaald voetbal is geen van de bijna duizend actieve voetballers homo.

Vorig jaar ontstond de discussie hoe dat kwam. René van der Gijp wist dat jonge gays nou eenmaal liever kapper dan voetballer worden. Frank de Boer, doorgaans de nuchterheid en beschaafdheid zelve, deed een duit in het zakje door iets over mindere motoriek van homo’s te roepen. En zichzelf daarna te corrigeren, gelukkig.

Hou toch op. Laten we elkaar geen mietje noemen, of eigenlijk juist wel: als u of ik in onze puberteit zouden ontdekken dat we meer op jongens dan op meisjes zouden vallen, zouden wij onze coming out dan de voetbalkleedkamer in hebben durven toeteren? In de wetenschap dat we wekelijks de hoon van al onze maten over ons heen zouden krijgen? Ik zou wel link uitkijken. Hoeveel ik ook van voetbal zou houden, ik zou ‘m gesmeerd zijn naar een sport waar ik wel mezelf zou kunnen zijn. Desnoods zou ik kapper zijn geworden.

Onder homo’s is het songfestival populairder dan de Champions League. Maar in mijn vriendenkring zitten nichten die net als ik geen minuut van het Nederlands elftal op het WK hebben gemist. Seksuele geaardheid beïnvloedt interesses, maar ze bepaalt ze niet. Zouden Frans Derks, Ignace van Swieten en John Blankenstein zich iedere week weer hebben blootgesteld aan de hoon van het publiek, als ze niet helemaal leip van voetbal zouden zijn geweest?

Het opperhoofd van Apple, Tim Cook, zei als eerste CEO van een Fortune 500 bedrijf: ja, ik ben homo. Ik hoop dat in 2016 de eerste Nederlandse speler openlijk uit de kast komt. Hij wordt de Tim Cook van het Nederlands voetbal.

Ja, hij zal het moeilijk krijgen. Hij zal week na week worden uitgejouwd, weggehoond, toegezongen, uitgescholden.

Maar hij wordt wel instant en voor eeuwig een held.

Een standbeeld voor de speler die dit durft.

Wat zou het ons sieren als wij in de ArenA in Amsterdam, de stad van de iT, de RoXY, de Gay Parade, Ramses Shaffy, Ien Dales, Erwin Olaf, Johnny Jordaan, Johannes van Dam, Joop Braakhekke die speler dan niet gaan toezingen dat hij een omgebouwd wijf is. Dat we niet gaan joelen, geen hoge geluidjes gaan maken, maar met zijn allen, van F-side tot eretribune, van Vak 410 tot de spelers op de bank, op zouden staan en deze held na zijn publiekelijke coming out een applaus zouden geven waar hij zijn hele leven op kan blijven teren. Waar hij, iedere keer dat hij in de provincie wordt uitgefloten, aan terug kan denken.

Wat zou ik trots zijn op Ajax, op onze stad, op ons.

——————-
Deze column verscheen eerder in Ajax1900 magazine

Geplaatst op

Vulgaire Chinese Taal – Ronald Giphart

Vulgaire Chinese taal – Ronald Giphart

Tien jaar geleden was China één van de dertig landen waar Komt een vrouw bij de dokter zijn weg naar een lezerspubliek vond. Daar ga ik ten minste van uit. Het zou evengoed de bijsluiter van een Chinese stofzuiger of het telefoonboek van Wuhan kunnen zijn.

Dankzij een Nederlander die in China werkte voor Amnesty International kwam ik erachter dat bijna alle seksscènes uit het boek waren gehaald. U hoort het goed: Komt een vrouw bij de dokter zónder seks. Dat is toch als Dolly Parton zonder … gitaar. Onze man in China vertelde onder andere dat van een drie pagina’s durende masturbatiescène slechts drie woorden waren overgebleven : ‘Hij troostte zichzelf.’ (Sindsdien staat masturberen in mijn vriendengroep bekend als ‘troosten’)

Tot op de dag van vandaag vraag ik me af wat er van het originele verhaal is overgebleven. Helaas zullen we nooit precies weten wat ze er daar in China van hebben gebakken.
Collega Ronald Giphart schreef tien jaar geleden een heel leuk stuk over de Chinese versie. (dank Hans Gaarlandt dat je me eraan herinnerde!)

‘Komt een vrouw bij de dokter’ is te verkrijgen in mijn webshop.