Geplaatst op

Mick & Alain

Beste Willem,

 

Hoe is het met jou en de jouwen? Ben jij nog een beetje gezond? Weer een paar kilo bijgekomen, jou kennende? Ach, wat doet het er nog toe, op een bepaald moment kom je op een gewicht dat elke kilo erbij nauwelijks meer opvalt. De wet van het remmende overgewicht. Maar heb je de Corona een beetje weten te ontlopen of was je ook het haasje? Ik wel, in november. Veel last had ik niet, beetje hoesten en wat koorts, een flinke verkoudheid. Sterker nog: ik vond het wel knus, een week lang quarantaine samen met mijn vriendin, beetje bankhangen en bingewatchen zonder pubers die je lastig vallen omdat ze nodig iets willen eten. Ik heb geen klagen. Een schrijver ziet sowieso nauwelijks mensen.

 

Maar mijn drie dochters, en alle andere jongeren, zagen hun leven meer dan een jaar on hold gezet voor een ziekte waar ze zelf met twee keer kuchen en een keer niezen al weer vanaf zijn. Laat niemand onze jongeren aso’s noemen, Willem, ik dump ze zonder pardon in de Amstel. Ik stel me wel eens voor dat er over een jaar of dertig, veertig een zaal vol studenten Medicijnen op de Uva college krijgen en terugblikken op deze tijd. ‘Ze raakten in 2020 volledig in paniek, toen het virus hele ziekenhuizen en mortuaria in Italië en Spanje deed overspoelen en weet je wat ze besloten als maatregelen? Massale lockdowns. Niemand naar buiten. Niet samen sporten. Geen buitenlucht. Binnen blijven. Blijf thuis! stond er op borden boven snelwegen, Ga niet naar buiten! was de boodschap van onze leiders en hun adviseurs op persconferenties.’ De studenten zullen gieren van het lachen, elkaar hoofdschuddend aankijken en hoofdschuddend over zoveel medisch onbenul naar onze generaties kijken zoals wij naar de schilderijen in het Rijksmuseum waarop dokters mensen met aderlaten en schedel lichten van hun kwalen dachten te genezen.

 

Willem, ik ben me de laatste maanden van de lockdown steeds meer gaan ergeren aan de rigide maatregelen, de pedante zelfgenoegzaamheid en het über-stellige geloof in het eigen gelijk van OMT, kabinet en RIVM. Het botte wegzetten van hele groepen jongeren als tuig, volwassen als ‘aso’s’ betitelen omdat ze zich even niet helemaal aan het woud van opgelegde Corona-regels houden, schijtziek word ik ervan. Na een jaar zwalkend Corona-beleid zou een beetje bescheidenheid meer op zijn plaats zijn, maar het lijkt wel of er twee werelden waren ontstaan. Eentje van de rekenmodellen, grafieken, voorspellingen en cijfers en R-getallen in Den Haag en de andere waarin mensen allemaal op hun manier de draad oppakten om weer iets van het leven te maken. Toch maar oma gaan opzoeken, al is het met drie jassen aan buiten in de tuin. Gewoon voetballen op het plein met een cluppie vrienden. Samen een flesje wijn op het gras in de zon. Voetbal kijken met een paar maten.

 

Van ellende heb ik dit voorjaar maar een bar in huis aangeschaft. Je moest wat. Een vriend van me met wie ik samen een beetje handel in sixties en seventies designspul, vond ’m. Het is een thuisbar van een van de merken die jouw magazine sponsoren, Willem, Chivas Regal. Die plaatsten dit soort barren in de vroege jaren zeventig bij celebrities thuis. De mijne stond in het huis van Alain Delon. Jonge lezertjes hebben geen idee wie dat nou weer is, maar dit was de Brad Pitt, de Leonardo diCaprio, de Pieter Omtzigt van de sixties. Alain deed het onder andere met Dalida, Romy Schneider, Rosalie van Breemen en Brigitte Bardot. Het idee, Willem, dat ik thuis een whisky drink aan de bar waarop Delon en BB elkaar misschien wel van jetje hebben liggen geven, stemde me een beetje mild in tijden dat de wijze heren van RIVM en kabinet een bezoek aan een terras of restaurant als even gevaarlijk voor de volksgezondheid beschouwt als het hergebruik van een injectienaald van een junk in het AIDS-tijdperk.

 

Maar gelukkig mogen we nu van het RIVM weer gewoon de kroeg in. Tot 24u. En daarna ga ik met mijn geliefde en mijn vrienden gewoon thuis aan de bar verder.

Geplaatst op

Appeltje schillen met Kluun

Het is een zonnige zondagmiddag als ik gewapend met appel, een mesje en een Saar bij de
woonboot aan de Amstel aanbel. Ik, Stella Bergsma, schrijver, feministe en powervrouw heb namelijk een appeltje te schillen met bewoner Raymond van de Klundert. Beter bekend als Kluun, 56 jaar, schrijver, vader en schuinsmarcheerder.

 

Ik was er al eens eerder geweest maar er is flink verbouwd zie ik. ‘Morgen wordt dit okergeel!’ roept kluun vrolijk, ergens richting een muur wijzend. Allemaal leuk en aardig maar mijn dorstige oogjes vallen meteen op een gloednieuw, stijlvol tweepersoonsbarretje in de hoek van de boot. ‘Mooi hè?’ glundert de heer van de Klundert. ‘Komt nog uit het huis van Alain Delon.  Hij gebaart me om plaats te nemen op de met zwart leer beklede barkruk en gaat zelf aan de andere kant van het glimmende blad zitten. ‘Nee écht!’ beantwoordt hij mijn ongelovige blik. ‘Kun je je voorstellen dat Brigitte Bardot heeft gezeten waar jij nu zit? Hier kijk…’ Ik krijg wat oude foto’s in mijn hand geduwd van de Franse acteur en BB en even droom ik weg. Maar ik moet alert blijven. Me niet laten inpakken door deze charmante man met zijn praatjes. Dat deden al genoeg vrouwen. Ik kom hier om kritische vragen te stellen. Dus als hij me iets te drinken aanbiedt, vraag ik om een colaatje, hoe wijnwillend ik ook ben. Ik zet de recorder op mijn telefoon op scherp, tuig mijn strengste blik op en kondig aan dat ik hem aan de tand ga voelen. ‘Vertel,’ zegt hij geamuseerd terwijl hij me mijn frisje aangeeft. Ik vond een column van je, gericht aan Linda de Mol toen ze 50 werd waarin je schrijft: Linda, vijftig is het nieuwe veertig. Waarbij aangemerkt dat ik één groot voordeel heb ten opzichte van jou. Ik ben een man. ‘Ik mag graag een beetje pesten. Jij toch ook? Mensen zijn tegenwoordig echt te fijngevoelig hoor, er moeten nog wel grappen gemaakt kunnen worden. Volgens mij ben je dat gewoon met me eens, Bergsma!’ Vooruit. Maar pasgeleden schreef je een stuk in Saar waarin je zegt dat je 50+ dames nog heel lekker kan vinden, maar dan zeg je opeens: natuurlijk kijk ik liever naar een jongere vrouw. ‘Zei ik dat? Waar? Ik moet even de context weten.’ Hij bladert in het blad dat ik hem aangeef. ‘Nou ja, het is niet dat een jonge vrouw niet mooi is om te zien. Maar als ik heel eerlijk ben, val ik er niet zo op. De vrouwen in mijn leven zijn ook altijd ongeveer van mijn eigen leeftijd geweest. Kijk naar mijn vriendin Anne, die is net 50 geworden. Eindelijk Saar-gerechtigd!’


In interviews komt het een aantal keer terug dat je niet zo’n trieste man wil worden die nog heel graag hip wil zijn en jonge chicks wil versieren. Ja, op een bepaalde leeftijd vind ik dat sneu worden, net als T-shirts met opdruk of hele rare gympen, ofzo.’ Ik kijk naar zijn shirt waar ‘Gentle Man ‘ op staat maar besluit niets te zeggen. Maar doe je het dan alleen maar voor de buitenwereld? Want nu klinkt het net of je eigenlijk jonge vrouwen zou willen versieren, maar het voor je imago chiquer vindt om met een dame van je eigen leeftijd te gaan. ‘Ik ben al twee jaar een gelukkige gebonden man: ik wil inmiddels eigenlijk überhaupt niet meer bekend staan als versierder. Ik ben sowieso veranderd. Minder streberig geworden’. Maar kijk je nou wel of niet eigenlijk liever naar jongere vrouwen dan naar oudere? ‘Je, blijft ermee bezig, he? Ik heb jongere vrouwen oprecht nooit zo interessant gevonden. Ik kan hun schoonheid wel waarderen…’ Hij lacht hartelijk. ‘Maar serieus, een liefdespartner moet voor mij karakter hebben, inhoud. Een uitdaging zijn, me ook dingen kunnen leren. Anne is psychologe en was eigenlijk mijn juf toen ik een opleiding tot coach volgde. Ik vond haar meteen een heel indrukwekkende vrouw. Ze heeft me zoveel bijgebracht wat ik niet wist. Dat is pas écht sexy.’ Heel politiek correct geantwoord, maar je moet toch bij me op het macho-matje. Even die seksismegraad meten. Vind je bijvoorbeeld niet dat je de vrouwen in je boeken ook gebruikt? Dat het pratende props zijn die je alleen opvoert ter meerdere glorie van jou of eigenlijk van je alter ego Stijn?  ‘Maar kom nou, Bergsma. Dit slaat echt he-le-maal nergens op. Dit is iets wat alle schrijvers doen. We gebruiken allemaal partners, exen, kinderen, ouders, vrienden. Je hebt zelf een geweldig boek geschreven waarin de meeste kerels ook alleen maar zo’n beetje rond figureren. Niemand is veilig bij een schrijver. En zo hoort dat ook.’ Ja, je hebt een punt. Beetje flauw van mij ook om jou aan te rekenen wat je hoofdpersoon doet. Dat vind ik zelf ook superirritant. ‘Nou ja, ik geloof echt niet dat ik nou zo seksistisch ben. Ik ben juist dol op geëmancipeerde vrouwen. Ik heb ook echt totaal geen sletvrees, zo voed ik mijn dochters ook op. Ik wil dat ze zich vrij voelen. Ik zeg altijd: laat je niet overhalen om iets te doen wat je niet wilt doen, maar laat je er ook niet vanaf brengen als je iets wél wilt doen.’ Ja, ik ben ook echt voorstander van meer nadruk op wat vrouwen wél willen. Heel goed, Kluun. Eigenlijk ben je een geweldige man!  Ik kan wel naar huis gaan met mijn kritische vragen. ‘Ach, ik ben gewend dat men een verkeerd beeld van me heeft en cultiveer dat overigens zelf natuurlijk ook wel een beetje.’ Ik moet zeggen dat ik ook vooroordelen over je had. Ik dacht dat je zo’n oppervlakkig reclamemannetje was die toevallig iets diepgaands meemaakt. Ik vond dat je veel schreef over het uiterlijk van vrouwen. Dat gezeur over die borsten vond ik bijvoorbeeld vervelend. Dat ze eraf moesten was natuurlijk afschuwelijk, maar die Stijn ging er maar over door, alsof het een soort speeltjes waren die hem werden afgepakt. ‘Dat deed ik juist om het contrast te benadrukken tussen die jonge viriele Stijn en het drama van kanker, wat een totaal onbezorgd leven liet exploderen. Alles wat te maken heeft met jeugd, vruchtbaarheid, seks en lust raakt is ineens weg. Stijn was daar niet tegen opgewassen. Hij was ook veel minder emotioneel volwassen in vergelijking met Carmen, zijn vrouw.’ Net als jij dat was in tegenstelling tot je overleden vrouw Judith? ‘Daar komt het wel op neer.’ En nu ben je dan langzaam volwassen aan het worden? ‘Daar streef ik naar in ieder geval.’ Je zou nu beter kunnen omgaan met een vrouw met kanker? ‘Ja, absoluut. Klinkt heel stom misschien, maar het is iets wat ik me toen ik verliefd werd op Anne meteen afvroeg. Zou ik voor haar kunnen zorgen?’ Echt waar? Wow. ‘Ja. Ik heb het meegemaakt. Maar dat wil niet zeggen dat ik trots ben of mezelf vrij pleit van toen. Ik wil nu gewoon meer naar mijn morele kompas luisteren. Dat heb ik geleerd bij de Hofman-methode. Zo’n intensieve therapieweek die ik ook in Familieopstelling beschrijf. Ik maak er daar een karikatuur van, maar ik heb er best veel van opgestoken. Voornamelijk dat ik zelf bepaal wie ik kan zijn. Wat voor man ik wil zijn. En ik wil een aardige man zijn.’ Je zegt dat je minder streberig bent, maar misschien is dat niet eens zo. Misschien heb je gewoon je doel veranderd. ‘Goh, zo had ik het nog niet eens bekeken.’ Je schrijft in Familieopstelling ook dat je ouders gek op elkaar waren. Is dat wat jij ook zoekt? ‘Zeker. Ik krijg ook steeds meer waardering voor mijn vader. Ik ga ook zien dat ik eigenlijk op hem lijk en op hem wil lijken.’ In welke zin? ‘Hij was aardig en vrolijk. Maakte altijd een praatje met iedereen. Vroeger schaamde ik me daarvoor maar nu ben ik trots op hem. En hij maakte mijn moeder echt heel gelukkig.’ Dus je zou je zelf nu echt totaal voor je kop slaan als je vreemdging bij Anne? ‘Ja, heel erg! Ik zou mezelf echt de domste lul op aarde vinden.’ Ben je er bang voor? Dat het je toch zou overkomen? Dat je jezelf niet kan vertrouwen? ‘Nee, eigenlijk helemaal niet. Vergeet niet dat ik inmiddels 56 ben hè: ik ken mezelf. Daarom durf ik het ook te roepen.’ Dat roepen zou ik juist niet van mezelf vertrouwen. Ik zou denken dat het een soort bezwering is. ‘Oh nee, ik ben echt iemand van de oneliners en de motto’s. Die helpen me juist heel erg mijn doelen te behalen.’ Haha, een wandelende oneliner ben je! ‘Kijk! Je hebt je titel al te pakken! Vrienden van me hebben dat ook wel eens gezegd, dat ik misschien bezweringsformules gebruik. Ik heb mezelf ook altijd volledig in relaties gestort.’ Ook met Saskia Noort? Dat was alweer over toen het begonnen was. ‘Ja. Bij haar was dat echt te veel. Zij had eerder door dan ik dat we niet bij elkaar pasten. Maar ik kan het niet op een andere manier. Ik ga er helemaal voor. Ik ben eigenlijk gewoon een romanticus.’ Ja maar dan kun je je ook wel voorstellen dat dat je geloofwaardigheid niet ten goede komt. Dat mensen zoiets hebben van: daar hebben we de zoveelste ware. ‘Ja, dat kan ik me heel goed voorstellen. Dat dachten vrienden van Anne en van mij ook in het begin. Maar nu weten ze wel beter, ze zien en zeggen dat we bij elkaar passen. We kenden elkaar al langer, maar na een avond bij mij thuis. Was ik helemaal van de kaart. Dezelfde humor, dezelfde kijk op dingen, het knetterde aan alle kanten, terwijl we alleen maar hadden gegeten. Toen ze weg was, bleef ik helemaal verbouwereerd achter. Zo van: wat was dit? En toen heb ik midden in de nacht een hele lange app geschreven. Ik wist dat als ik hem zou versturen, alles zou veranderen.’ Wat stond erin? “Ik weet zeker dat als wij samen zouden zijn, we elkaar zo scherp zouden houden. We zouden elkaar altijd blijven boeien en ik zou vandaag voor je gaan voor altijd. Die app hangt nu uitgeprint bij haar op de wc.” Dat wel echt mooi. Ik ben er een beetje ontroerd van. ‘Gaat het? Wil je een zakdoek, een wijntje misschien?’ Haha ja, daar heb ik wel behoefte aan. ‘Mooi. Anne kan ook elke moment komen, dan gaan we lekker borrelen.’ Hij springt van zijn roodfluwelen kruk. Ik veeg een beetje vocht uit mijn ogen. Ook ik ben een romanticus ben ik bang. ‘Weet je wat het is…’ zegt Kluun als hij terugkomt en me een bel rode wijn aangeeft, ‘Anne past zo goed bij me. Ze lijkt ook op Juut qua karakter. Rustig, sterk, stabiel en enorme humor. Ik heb eigenlijk het gevoel dat het universum me een tweede kans geeft.’ Maar dan zou het zo moeten zijn, dat zij nu vreemdgaat. Dan zou de cirkel pas echt rond zijn. ‘Hahaha, Wat gun jij me allemaal, zeg… Soort van karma’s gonna get you, … Maar touché… En weet je: ik zou haar daar niet meteen voor laten vallen.’ Nee, dat zou ook wel erg hypocriet zijn! Maar ik gun jullie alle geluk, natuurlijk. Ik kijk naar de man tegenover me zit, met zijn Gentle Man T-shirt. Hij wil een aardige man zijn. Ik vind dat hem dat best lukt. Dan heffen we onze glazen. ‘Proost, Bergsma!’ Proost gentleman, op je tweede kans. Precies op dat moment komt Anne binnen. Dat is mooi want nu kan ze met ons mee proosten. We pimpelen tot de avondklok. Het is een leuk stel, ik geef ze veel kans.  Ik heb haar voor de zekerheid wel verteld dat ze minstens één keer ongestraft vreemd kan gaan.

Door Stella Bergsma. Dit interview verscheen eerder in SAAR-Magazine

Geplaatst op

DJ in Praag

De roman waar ik misschien wel het meest trots op ben als schrijver is DJ. Anders dan bij Komt een vrouw bij de dokter, De Weduwnaar en Familieopstelling valt er niet veel te huilen in de roman, want, zoals een filmregisseur zei die het manuscript had gelezen: ‘Ik snap het boek niet. Echt iedereen die er in voorkomt is onsympathiek.’
‘Dat klopt,’ zei ik, ‘dan heb je het goed gelezen.’

De grootste lul in het verhaal van DJ is een schrijver genaamd Kluun. Kluun, in het verhaal net gescheiden van Marion en vader van zoon Nils en dochter Lisa, krijgt van een televisieproducent, Ron Molenaar, de opdracht om naar Las Vegas af te reizen om daar zijn oude studievriend en superstar dj Thor, de nummer 2 van de wereld en goed voor een jaarinkomen van tien miljoen dollar, te interviewen. En dat gaat mis. Gruwelijk mis.

DJ is losjes gebaseerd op mijn favoriete film Amadeus, die ik naar schatting vaker heb gezien dan er VIPS in een DJ-booth achter de Dj staan te shinen. DJ draait, net als Amadeus, om haat, bedrog, jaloezie, hi vs low culture, talent vs middelmatigheid en om drank, seks en alle andere beschikbare genotmiddelen.

Ik heb met DJ, dat vijf jaar geleden uitkwam, een spiegel van deze tijd willen schrijven waarin roem de nieuwe God is, likes de nieuwe munteenheid en iedereen elkaar gebruikt om dat voor elkaar te krijgen. Schrijver Kluun, niet te verwarren met de echte Kluun, voorop.
Het eind van DJ, zo merkte mijn jonge collega @Ties Teurlings op, is inderdaad gebaseerd op Das Leben der Anderen.

Afijn. DJ begint aan een tweede leven. Ik popel om alle plannen, mogelijkheden en bijna zekerheden met jullie te delen, maar voor nu volsta ik met deze twee nieuwtjes.
DJ verscheen tot nu toe in het Engels (in een zogenaamde nulde druk, gefinancierd door @uitgeverijpodium en mijzelf) en in het Nederlands, maar ze komt deze zomer ook uit in het Tsjechisch, met als ondertitel: ‘”Ray Kluun, author of bestseller Třetí poločas (Love Life). A novel about a world where everyone uses everyone.”
Ook de Tsjechen hebben het boek begrepen.
En dan een ander nieuwtje, waar ik graag jullie mening over hoor: ik heb het plan om deze zomer DJ als audioboek op te nemen, compleet met geluidseffecten en muziek. Geïnspireerd door – om maar eens een andere zijstraat in te slaan – de meesterlijke audioversie van De Bourgondiërs van @bartvanloo.
Dat wordt nog wel een projectje, want niet alle rechten van de dance-tracks die ik in DJ noem en laat droppen door DJ Thor, zullen vrij zijn, maar we gaan er iets moois van maken. Plan is, als alles lukt, om voor het aanstaande @amsterdamdanceevent DJ als luisterverhaal af te hebben. U hoort van me.

Voor nu moet u het even doen met de, al zeg ik het zelf, onvolprezen soundtrack van DJ op Spotify: https://open.spotify.com/playlist/1yc4qO7DqQVuZoyKqvXnzp?si=af308774a3ba47ac

Of u bestelt een gesigneerd exemplaar van DJ in mijn webshop. Als u ook masar iets met dancve heeft en ooit met uw handjes in de lucht heeft gestaan op @Lowlands, ADE, Ibiza of gewoon thuis in de huiskamer, dan garandeer ik u dat dit het leukste boek is dat u deze zomer gaat lezen. https://kluun.nl/webshop/product/kluun-dj-gesigneerd/

Geplaatst op

Online-evangelie

Kluun kennen we als auteur van de bestseller roman Komt een vrouw bij de dokter. Sinds kort heeft de Amsterdamse schrijver de regie in handen genomen over zijn marketing, online sales en de rechten van een aantal van zijn boeken teruggekocht. In dit interview vertelt hij hoe hij zijn marketing en social media-strategie efficiënter maakte en zo met minder inspanning, meer boeken verkoopt.

>> Luister hier naar de podcast Digitaal Vermogen

Meer doordachte marketing

“Het boekenvak is best conservatief, terwijl men juist in actie moet komen. Er worden elk decennium weer minder boeken verkocht. De romantiek verdwijnt uit het boekenvak als de mooie boekwinkels hun deuren moet sluiten. Maar we kunnen blijven klagen over ontlezing of er zelf wat aan doen. We zullen allemaal mee moeten in de online-wereld, maar het boekenvak vindt dat nog lastig”, vertelt Kluun.

Traditioneel focussen uitgevers en schrijvers op de lancering van een boek, waarna ze achteroverleunen. “Dat kan anders en beter, bijvoorbeeld met een social media-plan. Zo kan je langer onder de aandacht blijven bij fans die mogelijk je boek willen kopen. Ik mag rekenen op veel publiciteit bij elke boeklancering, waarmee elk nieuw boek al meteen een flink bereik heeft. Dat bereik wilde ik nog slimmer inzetten. Denis Doeland zei al langer dat er online een wereld te winnen was, maar ik begin nu ook wel in zijn online-evangelie te geloven. Het werkt.”

Nieuwe marketingaanpak

Om online te groeien, moet je echter wel aan de slag, aldus Kluun. “Ik heb dan ook wekelijks een belletje over mijn social mediastrategie, de webshop en de ROI (return on investment, red.) van alle advertenties. Sommige auteurs willen alleen maar schrijven en zich nergens anders mee bezig hoeven houden, dus dit is niet voor iedereen weggelegd. Je moet het wel leuk vinden. Of de schrijver of uitgever dat moet doen? Uiteindelijk maakt het weinig uit. Ik vind het leuk om zelf tijd en geld te investeren in de marketing van een boek, dan hou ik mijn financiële en creatieve vrijheid en ligt er straks geen back-oeuvre nodeloos op de plank te verstoffen. Ook boeken die ik vijf of tien jaar geleden schreef verdienen meer lezers, vind ik.”

Hoe zorg je ervoor dat je complete catalogus aan boeken niet op de plank blijft liggen? “Door in contact te komen en blijven met lezers. Door op social media van je te laten horen. Ik vind het leuk om creatief bezig te zijn en ben enthousiast in het maken van posts voor Facebook, LinkedIn en Instagram. Ik plaats bijvoorbeeld het begin van een column, waarbij de lezer opgeroepen wordt om de rest daarvan op mijn site te lezen. Zo zorg je dat zoveel mogelijk mensen op je site binnenkomen, waarna je natuurlijk ook het emailadres vraagt om langer in contact te blijven. Het belangrijkste in het contact met fans blijft: zorgen dat ze het leuk vinden om te volgen waar ik mee bezig ben.”

Posten wat werkt

Om ervoor te zorgen dat mensen enthousiast worden en blijven, was er een meer doordachte marketingaanpak nodig. “Ik bedenk elke week: wat gaan we deze week posten? Voor wie gaan we welke post maken? En welk boek brengen we in die post onder de aandacht? Voorheen plaatste ik op social media eigenlijk vooral wat ik leuk vond, maar nu is er een veel meer doordachte aanpak, waarin we ook kijken wat rendeert. Daarom meten we ook welke actie effect heeft. Ik was bijvoorbeeld verbaasd dat mijn berichten op LinkedIn zo goed scoorden.”

Uiteindelijk is social media een middel om een band op te bouwen met fans en zo boeken te verkopen. “Dat gebeurt gelukkig niet op een opdringerige manier. Het is geen hard selling. Integendeel. Iemand ziet bijvoorbeeld een filmpje van mij over café De Smoeshaan of café Nol, tijdens de Lockdown . Als hij dat soort video’s leuk vindt, kan-ie meteen doorklikken naar het boek in de webshop. De verkoop van Aan de Amsterdamse Nachten was morsdood, maar we hebben er nu in een nieuwe druk een mooie gebonden koffietafelversie van gemaakt, wat ik best spannend vond. Ik betaal dat zelf. Maar er gebeurt precies wat Denis en zijn team voorspelde: al binnen twee weken waren we break even. Het zou me niks verbazen als we straks een tweede druk moeten maken.”

“Of ik krijg van de data-specialisten opdracht om even een korte promo-video op te nemen voor Vaderdag voor Familieopstelling. Eentje in ABN en eentje in plat Tilburgs, waar we alleen online mee adverteren in de regio midden Brabant. Kost me vijf minuten, gewoon op mijn iPhone. Mijn dochter neemt ze op. Simpel as that. We gaan er geen Oscar mee winnen, maar het werkt wel.”

Meten is weten

Een van de manieren waarop er effectievere marketing plaatsvindt, is door te meten welke doelgroep welk boek interessant kan vinden. “Aan de Amsterdamse nachten blijkt populairder bij mannen, dus targetten we die meer met onze posts en advertenties. Familieopstelling is populairder bij vrouwen in Noord-Brabant, dus presenteren we samen met de uitgever dat boek aan hen. In het geval van Familieopstelling, dat nog maar een jaar geleden uitkwam, investeert de uitgever, Overamstel, mee. Ik heb er goede hoop op dat ook de boekhandel mee gaat profiteren van onze hernieuwde inspanningen van dat boek. Want hou me ten goede: ik wil echt niet alleen boeken via mijn eigen website verkopen. Mijn liefde voor de boekhandel blijft onverminderd groot. Mijn ambitie is wel om het boek opnieuw de Top 60 in te duwen na de zomer. Zo hebben we een gefundeerde social mediastrategie.”

Het contrast met de oude strategie is groot: een poster in de stad of advertentie in een krant kost duizenden euro’s, zonder dat je het effect meet. “Die posters of advertenties dienden eigenlijk vooral het ego van een schrijver. Bij onze data-gedreven aanpak richten we ons niet meer op ons onderbuikgevoel, maar meten we de impact van alles wat we doen. Dat is veel efficiënter. Met een online column of video bereik ik veel meer mensen dan met een optreden in een bibliotheek of boekhandel, al blijft dat ook heerlijk om te doen en zal ik dat ook blijven doen. Maar heel realistisch: een lezing in een bibliotheek in Enschede, hoe leuk ook, betekent dat ik driekwart van de dag kwijt ben en dus niet kan schrijven. Dus dan is een fijne post schrijven wel een logischere investering.”

Boekenrechten in eigen beheer

Kluun heeft niet alleen een meer effectieve vorm van marketing gekozen, hij bezit inmiddels ook de rechten van veel van zijn boeken. “De uitgever ziet dat er weinig exemplaren van die oudere boeken meer verkocht worden, dus staakt alle marketinginspanningen om het boek aan de man te brengen. Aan de Amsterdamse nachten was zelfs niet meer verkrijgbaar. Terwijl er veel meer rek in je oeuvre zit dan je denkt. Tenminste, als je er moeite voor wil doen.”

Die moeite doet Kluun dan ook. “Neem nou Komt een vrouw bij de dokter. Dat boek bestaat over twee jaar 20 jaar. Er is een generatie die dat boek heeft gelezen – en die generatie heeft nu kinderen, die mijn roman nog niet gelezen heeft. Hoe cool zou het zijn als mijn boek weer populair wordt op middelbare scholen? Over twee jaar is er een theaterversie van het boek, waarvan ik hoop dat ouders met hun studerende en schoolgaande kinderen erheen gaan. En die benaderen we dan ook via social media met het aanbod van het boek, e-Book of audioboek. Mijn roman DJ was populair bij danceliefhebbers. Daar zijn er heel veel van, die niet de boekwinkels platlopen, zeg maar. Een slimme marketingstrategie en een audioboek kan zo zorgen voor een nieuw publiek.”

Leren van online bedrijven

Voordat Kluun doorbrak als schrijver, was hij werkzaam als reclameman. “We wonnen verschillende reclameprijzen en maakten heel erg mooi creatief werk. Maar dat was het ‘m ook precies: we maakten mooi creatief werk, zonder dat er een data-gedreven aanpak was. Er werd makkelijk een miljoen uitgegeven zonder enig idee of het wel werkte. In dat opzicht denk ik soms nostalgisch terug aan mijn tijd bij Neckerman, waar het een stuk minder creatief was, maar waarbij we wel precies wisten hoe we met elke gulden (!) meer guldens omzet konden genereren. Uitgevers en schrijvers kunnen veel leren van de old-school postorderbedrijven en huidige internetbedrijven, die op basis van data beslissingen nemen.”

Als business-hacker sluit ik me aan bij deze stelling van Kluun: er is voor schrijvers en uitgevers nog veel te leren van internetbedrijven. Sterker nog: in feite ben je als schrijver data. Ongeveer zeven jaar geleden schreef ik al een stuk waarin dit gedachtegoed tot uiting kwam:

“Als schrijver maak je deel uit van het gehele ‘internetecosysteem’ en van je eigen internetecosysteem, waarbinnen je meer kans wil maken op omarming door de lezer. Daarbinnen leer je snel te beseffen dat je moet bestaan uit content, dat je functionaliteit aanbiedt en ook data bent. De content wordt gedistribueerd via de diverse gebruikerslagen van het web, de sociale kanalen, de (mobiele) apps en de ‘open API’s’ oftewel interfaces waar ontwikkelaars zelf functionaliteiten op kunnen ontwikkelen.”

Geplaatst op

Café De Zwart

Café De Zwart bestaat 100 jaar! Twee decennia lang was dit café de huiskamer van A.F.Th. van der Heijden en zijn hofhouding. Al wenst A.F.Th. het woord hofhouding graag te nuanceren.
‘Goed, op de avonden dat ik hof hield bij café De Zwart, kon men aan mijn tafel nogal eens dezelfde personen aantreffen. Een leider heb ik in dit heterogene gezelschap nooit kunnen ontdekken. Mijn probleem is dat ik nooit de spelbreker wil zijn door als eerste uit een drinkgezelschap op te stappen. Opeens is het elf uur, half twaalf. De samenstelling van de stamtafel blijkt sinds zes uur acht of negen keer te zijn veranderd, met als enige constante de man die de hectische gezelligheid niet wilde ontwrichten. Een dergelijke gang van zaken kan tot een hoge caférekening leiden.’

Maximaal laadvermogen
‘Mijn tempo past zich aan aan de groep. Ik schat dat ik in mijn beste tijd, op zware avonden, twaalf rechte glazen bier aankon, afgewisseld door een drietal wodka’s (als die tenminste zo ijskoud waren dat het glaasje aan mijn onderlip bleef plakken).’

Magneet
‘Ik vond het altijd zonde om pas in de loop van de avond naar De Zwart te gaan. Des namiddags vijf uur, op zijn laatst half zes: dan zag je, als participant, hoe het happy hour werd opgebouwd. De Zwart was altijd een café waar je niet met iemand afsprak: zo en zo laat, en daarna uit eten. Nee, je liet je verrassen door het pakket aanwezigen. Kansberekening kreeg hier geen vat op. Als door een soort sociale magneet werd op sommige avonden het merendeel van de stamgasten naar het Spui gezogen. Op andere avonden stond je, jezelf verbijtend, door het grote raam over het plein uit te kijken.’

Misdragingen
‘Natuurlijk waren het altijd de anderen die zich misdroegen, tegenover mij – en dat haalde dan weer het slechtste in mij naar boven. Op een rustige avond stond opeens een kale, gedrongen gestalte naast onze tafel. Blijkbaar was dit freelancejournalist Micha Kat, een beroepsidioot, die ook buiten zijn digitale werkvloer niet met schelden kon ophouden. Toen ik er genoeg van kreeg, heb ik Micha Kat in een soort zelfbedachte houdgreep genomen, met de bedoeling hem met zijn kop door de glazen deur te rammen. Terwijl ik de kale kruin op weg zag gaan naar het glas, werd de praktische geest weer over mij vaardig. De ruit kon immers breken, en dan? Een slagaderlijke bloeding, kleren onder het bloed, hoge stomerijkosten, en niet te vergeten een exorbitante caférekening voor het vervangen van de ruit. Ik volstond ermee zijn hoofd bonzend met het glas in aanraking te brengen, min of meer als waarschuwing. Buiten bleef Micha Kat, zijn fiets aan de hand, nog even na staan schelden. Hij had niet eens een buil. Mijn oude fout: extreme mildheid tot ver over de linies.’

Uittrede
‘Mei 2010 verongelukte Tonio. Met hem bracht ik gedurende de jaren negentig elke zaterdag wel een uurtje of twee bij De Zwart door, waar hij dan aan een tafeltje zat te tekenen of een onderdeel van technisch lego in elkaar zette. Sinds zijn dood kom ik vrijwel nergens, laat staan in het café. Ik sluit niet uit dat ik op een dag weer gewoon het tochtgordijn opzij sla, en een beetje onwennig op mijn oude plekga zitten. Waar waren we gebleven?’

Geplaatst op

Welling

Het is het laatste adres op ons lijstje: Welling. Na achtereenvolgens Ruk & Pluk ( een pilsje) De Smoeshaan ( twee IJwit) La Bastille ( drie bier en twee limoncello) ging ik redelijk bedwelmd, met een stapel boeken onder mijn arm, over de drempel van dit goed geconserveerde geheim in Oud-Zuid. In dit café komen sinds jaar en dag voornamelijk schrijvers en kunstenaars. Ik heb er jarenlang om de hoek heb gewoond. Ik was de schrijver van Komt een vrouw bij de Dokter en hoorde er dientengevolge nooit bij in Welling. Dit keer kom ik wat brengen. Dat scheelt altijd. Toch voel ik dezelfde meewarige blikken nu ik met mijn stapeltje boeken het etablissement betreed. Daar zal je Kluun hebben. Het reclamemannetje heeft zeker weer wat verzonnen.

Binnen zit het aardig vol met dames en heren waarvan men mag aannemen dat zij al enige tijd gevaccineerd zijn. In hun midden tref ik een van de meest beroemde drinkers van Amsterdam, ex-uitgever én café-uitbater tegen wil en dank: Bas Lubberhuizen. Na de boel even Wellinggetrouw te hebben aangekeken nodigt hij mij en mijn gevolg zowaar uit om aan de ronde tafel te komen zitten. Alsof Koning Arthur zelf een stoel voor je achteruitschuift.

Ik zet mijn stapel boeken op tafel en steek mijn riedel af: ik heb hier tien exemplaren Aan de Amsterdamse Nachten voor de tien meest gewaardeerde stamgasten van café Welling.
Zozo, zegt Bas. Eerst maar eens wat te drinken. Allemaal een biertje?
Deemoedig knikken we. Wie durft Bas Lubberhuizen tegen te spreken. We proosten op de heropening van de Nederlandse horeca en daarna verzamel ik alle moed die ik in me heb en vraag ik de ronde tafel of zij het misschien leuk zouden vinden als ik een stukje voorlees?
Ik zou liegen als ik zeg dat er instemmend wordt geknikt. Maar, zo vat ik het stilzwijgen op, er is in ieder geval niets op tegen. “Als u vindt dat u de laatste tijd te veel drinkt, ga dan eens een kijkje nemen in Welling,” begin ik. Vervolgens word ik geconfronteerd met wat ik meer dan tien jaar geleden in alle privacy te boek heb gesteld. Woorden die te midden van de mensen waar ze over gaan iets minder vlot uit mijn mond komen. (Over dat de gebruikelijke Welling klandizie van zuipen houdt en zich niet druk maakt over het daarmee gepaard gaande verval omdat ze toch al niet zo mooi waren…)

Ik breng het er heelhuids vanaf. Nu komen mijn tafelgenoten los met hun verhalen over Welling. Ron Hijman, stamgast van Welling (‘Altijd éérst je voornaamste functie noemen!’) en daarnaast klinisch neuropsycholoog en schrijver van wetenschappelijke artikelen, steekt van wal met een anekdote over Wim T. Schippers. Stamgast van Welling, eigenzinnige kunstenaar, uitvinder van de pindakaasvloer en de altijd vrolijke oranje vriend van Bert.
Lang geleden, niet zo veel stoelen hier vandaan, vertelt Ron, hoorde Wim een tafeltje verder een jong stel met elkaar ruzie maken. Wim stond op, boog zich tussen beiden en vroeg; “Zou u íets harder willen praten, want zo versta ik er niets van.”

Op ons tafeltje zijn de boeken inmiddels gesigneerd en de glazen leeg. Tijd voor jenever, blijkbaar. Bas Lubberhuizen trekt vanachter de toog een fles eigengestookte jenever vandaan. Met vijf kleine jeneverglaasjes keert hij terug aan de ronde tafel, schenkt de kelkjes in tot nèt over het randje, waarna wij nogmaals proosten. Collega auteur Ties Teurlings, (éérste keer in Welling!) vraagt Bas of dat kwaad kan, jenever en bier door elkaar heen. ‘Amper,’ antwoordt Lubberhuizen en schenkt mijn jonge collega nog maar eens bij. Het is ten slotte feest.
Wij vragen Bas naar de toekomst van Welling. Bas is ervan overtuigd dat het hier tot in de eeuwen der eeuwen moet blijven zoals het is. Een ontmoetingsplek voor schrijvers, journalisten, ideeenmakers en muzikanten. Zonder muziek. “In een café verkoop je sfeer en geef je er wat te drinken bij. ”

Tegen de avond verlaat ik Welling. Eindelijk weer eens ouderwets in de kroeg gezeten.
Van de jonge Ties Teurlings is nog altijd, vijf dagen later, geen spoor.

Geplaatst op

Nr. 31 Oosterling

Nr. 31 Oosterling

Het Praathuis – dat van het Grote Dierenbos van De Fabeltjeskrant –ligt dus gewoon keihard in Amsterdam. Dezelfde biertonnen, dezelfde raamindeling, hetzelfde geneuzel van de stamgasten. Als slap ouwehoeren een kunst is, dan is café Oosterling het Stedelijk Museum. En een van de stamgasten was, jawel, Leen Valkenier, auteur van 1041 af leveringen van De Fabeltjeskrant. Dan ben je best vaak in Oosterling geweest.
We zullen er geen who was who in Oosterling van maken; de gebroeders Bever, Bor de Wolf, Zoef de Haas, Juffrouw Ooievaar – er is geen beginnen aan. Maar één ding staat vast: Adèle Bloemendaal haalde aan de bar van Oosterling ooit een borst uit haar blouse en liet die zien aan een student die iets te lang haar boezem had zitten bestuderen: ‘Wil je er soms eentje vasthouden?’ Hebben we Truus de Mier nooit zien doen. Maar geneuzeld en gemopperd wordt er voldoende in dit café. De Oosterling-mensch heeft het niet zo op verandering. Daar staat zelfs een verbod op. De magnetron werd alleen geaccepteerd omdat warme gehaktballetjes toch lekkerder zijn dan lauwe. Met pijn in hun buik denken de eigenaren terug aan het eindeloze gejammer, nadat ze het gewaagd hadden het toch niet echt sprankelende bordje drinken is gezellig, zuipen niet weg te halen. De gebroeders Oosterling, eigenaars van dit etablissement (dus niet geheel zonder inspraak, zou je zeggen), opperden eens het bruingerookte plafond te witten. Onbespreekbaar.
Tijdens een grondige renovatie in 1995 werd de potkachel midden in de zaak dan toch eindelijk vervangen door centrale verwarming. Door het lekkende ding had een koolmonoxidevergiftiging jarenlang op de loer gelegen. Marcel Oosterling: ‘Iedereen lag aan het gas, maar dat hadden we nooit in de gaten, omdat de kozijnen zo poreus waren dat er altijd frisse lucht binnenkwam.’
Tot op de dag van vandaag klagen de klanten van Oosterling over waarom die kachel nou zo nodig weg moest. Toch zit er met al dat gekanker wel een hechte club daar aan de bar. In 2008 werd een van de stamgasten ziek. Zijn nieren dreigden uit te vallen. Een andere stamgast zei spontaan: ‘Als het een match is, mag je die van mij wel hebben.’
Het was geen borrelpraat. De bloedgroepen bleken te kloppen en de nier is met succes getransplanteerd.
Een mooi verhaal, maar een nier uit Oosterling, wie doe je daar nou werkelijk een plezier mee?
Oscar Oosterling: ‘Laatst vroeg iemand hier: “Heb jij toevallig een long voor me?”’

Geplaatst op

Nr. 53 Rooie Nelis

Ooit kwam een mooie vrouw café Rooie Nelis binnen. Ze zag de kastelein wel zitten. ‘Wat zeg je, een mooie vrouw!? Ze was gewoon zo geil als de pleuris!’ Aan het woord is Blonde Sien, drieëntachtig jaar. Naast haar op het vertrouwde hoekje van de bar zit de kastelein in kwestie: Zwarte Gerrit (ondertussen zo grijs als een dakduif), eenentachtig jaar, echtgenoot van Sien. Sien met een Beerenburg en een sinas tegen de dorst, Gerrit met een pilsje. Ja, of een whisky. ‘Ik lust alles.’
Wij krijgen ook snel wat van Sien te drinken, ‘want anders krijgen jullie dorst en dat moeten we niet hebben’.

Als hier de telefoon gaat, neemt Gerrit op met ‘Met de NSVH’ en als hij te lang over een andere vrouw praat, zegt Sien: ‘Maar ik heb toch ook geen bochel?’ Zulke gesprekken. Drie onderwerpen zijn hier taboe: politiek, geloof en liefde. Sien: ‘Van al die dingen krijg je oorlog. Die z’n wijf heeft ergens anders liggen potten, die d’r man is homofiel geworden. En dan mag jij het op een ander verhaal brengen, zodat het weer gezellig wordt.’
Dit is de Jordaan, buiten de toeristenroute. De zaak opende in 1937. De eerste eigenaar was Rooie Nelis, zoon van Zwarte Nelis en vader van Blonde Sien. De Jordaan heeft iets met bijnamen. Sien: ‘De vader van mijn moeder heeft één stoot op zijn porem gehad en die heette zijn hele leven Jan de Lip.’
Het muziekrepertoire bestaat voornamelijk uit André Hazes, al beweert Gerrit een Engelstalig nummer in huis te hebben (‘van Froger’). Het interieur voldoet aan de stijlwetten: muren zijn er niet voor behang, die zijn er voor lijstjes met foto’s. Op die foto’s staan portretjes van Nelis en Sien door de jaren heen en van Gerrit toen die nog echt Zwarte Gerrit was. Verder een eindeloze stoet BN’ers: André van Duin, Hazes zelf natuurlijk, Danny de Munk, Opera Pietje, Gordon (‘die is hier begonnen, we kregen hem aangeboden van de marktjongens’), Rudi Carrell, twee generaties Alberti. Maar de grootste trots aan de muur zijn foto’s van stamgaste Beatrix als twintiger, als dertiger, als veertiger en als zeventiger. Blonde Sien is zelfs geridderd, vertelt ze niet alleen aan iedereen die het horen wil. Alleen met Koninginnedag, het hoogtepunt van het jaar voor Rooie Nelis, zijn de muren leeg. De onderste rijen foto’s gaan dan in een doos, want die worden steevast gejat. Wim Sonneveld was al twee keer spoorloos, dus die hangt nu helemaal tegen het plafond. We kunnen rustig stellen dat Rooie Nelis tegenwoordig een politieke factor is. Oud-premier Balkenende hing hier in zijn studententijd regelmatig aan de bar en bij zijn laatste verkiezingen in 2009 kwam hij ten einde raad vanuit Rooie Nelis campagne voeren. En kort na diens aantreden stond burgemeester Eberhard van der Laan opeens voor Blonde Siens neus. ‘Godskolere, krijg nou wat,’ sprak ze, en gaf Van der Laan een zoen plat op de bek. De burgervader heeft later nog een portret van zichzelf laten bezorgen, voor aan de muur hier. Gerrit ontviel ons in 2019. Café Rooie Nelis sloot een paar maanden eerder.

Geplaatst op

Nr. 89 Dante

 

Tien jaar lang hield Herman Brood domicilie in Dante. Van 1992 tot aan de dag van zijn vlucht van het Hilton bewoonde hij er een atelier op de bovenverdieping, waar hij onder anderen Bono een keer ontving.
Beneden in het grand café gebruikte Herman zijn ontbijt van melk met crème de menthe (‘Hoef je je tanden tenminste niet te poetsen’).
We moeten eerlijk zijn: zonder Brood is Dante vlees noch vis, een grand café zoals zovele, een etablissement met een 8 op de schaal van Gaap. Maar met Herman was er altijd kans op rottigheid. Bart Chabot beschreef een ochtendje Herman bij Dante.

Woensdag, 28 december 1994

Herman drinkt zijn glas leeg en staat op. ‘Kom mee, naar buiten. Demonstratie.’
Vlak voor de draaideur steekt hij plotseling zonder om te kijken zijn hand achter zijn rug naar me uit. Er glinstert iets tussen zijn vingers. Ik kan niet zien wat. Tijd om na te denken is er niet, want Herman loopt door en de draaideur komt eraan. Ik pak het chroomkleurige ding van hem aan en hou een pistool in mijn hand. Een Reck, 9mm. Een kamer met zes patronen. Made in Germany.
De draaideur suist achter me langs. We staan op het terras. Er is geen stoel onbezet.
‘Jij gaat daar staan.’ Hij gebaart naar links, naar het stuk kale stoep voor het terras.
‘Jongen, moet je horen…’
‘Ga daar staan. En dan schiet je me neer.’
‘Herman, maar…’
‘Richten en schieten.’
Hij loopt het terras af, buigt naar rechts, loopt vijf meter door en draait zich om.
Ik sta voor het terras, in de volle zon.
‘Schiet.’
Het wordt doodstil om me heen. Ik hef het pistool.
‘Kom op, schiet.’
‘Het is een geintje,’ denk ik bij mezelf. ‘Een geintje. Inderdaad, een demonstratie. Het zijn losse flodders. Het bestaat niet dat…’
‘Schiet!’
Hoe heet dat in de taal van een spaghettiwestern? Mijn wijsvinger kromt zich om de trekker.
Geintje, denk ik. Maar wat als er geen losse flodders in zitten? Hij zal toch niet…? Godverdomme. Weet ik veel wat-ie voor kankerzooi heeft gebruikt, vandaag? En wat er in zijn kop is opgekomen? “Rock- ’n-roll, mythe, kranten, Kurt Cobain, Herman Brood levensgevaarlijk gewond na aanslag, Rob Scholte, Mark Chapman, het NOS-journaal. ‘Vanmiddag, even na twee uur, is de legendarische zanger en schilder Herman Brood in het centrum van Amsterdam voor de ogen van…’ Stel je voor dat ik de trekker overhaal en… Ik heb Herman Brood vermoord.
Er klinkt gegil, opzij van me.
Of probeert-ie me uit? Spuit het door mijn kop. Test hij onze vriendschap?
De ultieme proef. Wil-ie weten of ik een pistool op hem zou kunnen richten en de trekker overhalen. Ik heb Herman Brood vermoord. Of… Of wil-ie me laten zien wat ik met dit boek doe? Wat ik aanricht? Dat ik hem verkoop, zijn kleren verdobbel, een Judas ben?
Er staan mensen op, tussen de terrastafels. Mijn vinger spant zich om de trekker. Ik ben gewend om met vuurwapens om te gaan. Als dienstplichtige, bij de luchtmacht, heb ik vrijwel dagelijks met pistolen gewerkt.
‘Schiet!!’
Herman ziet er goed uit. Hij draagt een zwart pak. Wit smokinghemd. Puntschoenen met tijgervelmotief.
‘Schíét!!’
Ik weet precies wat ik moet doen.
Op het terras vallen een paar stoelen om. Ik zucht, haal diep adem en zet mijn adem vast, zoals ik in dienst heb geleerd.
Adem in, lucht vastzetten, stabiliteit. Het pistool komt omhoog. Zonlicht ketst af op de loop. Ik knijp één oog dicht, richt op een punt vlak boven Hermans hoofd en haal de trekker over, soepel.
Een oorverdovende klap. Uit de loop spuit een vuurstraal van zeker dertig centimeter.
Ik heb Herman Brood vermoord.
Het geluid kan niet weg: de klap kaatst tussen de huizen in de smalle Spuistraat heen en weer.
Hermans hoofd knakt op zijn borst. Hij wankelt, wil naar me toe komen, probeert dat ook, maar zijn voeten hebben in de weinige tijd die hun gegeven was geen overeenstemming weten te bereiken over de te volgen route en wijzen, onzeker geworden, ieder een andere kant uit; tot Hermans benen de last van zijn bovenlichaam niet langer kunnen schragen en hij op de stoep in elkaar zakt.
Op het terras springen mensen gillend overeind – ik zie hun monden opengaan, maar horen kan ik hen niet, verdoofd als ik ben door het schot.Ik heb Herman Brood vermoord.
De Spuistraat raakt verstopt. Portieren vliegen open. Ik zie de gezichten van enkele bestuurders boven de auto-daken verschijnen.
Ik laat het pistool zakken. Van het terras van café Luxembourg komen mensen onze kant oprennen.
Herman krabbelt overeind, loopt naar me toe en neemt het wapen van me over. ‘Goed, hè,’ zegt hij.
Godverdomme.
‘En dan had ik het zo gedacht…We gaan alle terrassen af, in Amsterdam. En dan met de pet rond.’

 Uit: Bart Chabot, Up on the Hilton Roof, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

,

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geplaatst op

Nr. 57 Bitterzoet

 

“En opeens was daar Bitterzoet. Koud open en onmiddellijk een begrip in de stad…”

 

We spreken over het barre jaar 2003. De stad ging gebukt onder een ernstig gemis

aan een dagelijks podium voor beginnend talent, bands en dj’s – een club tussen

Winston en Paradiso in. Tenminste, zo zagen de initiators van Bitterzoet dat, en geef

ze eens ongelijk. Ze namen een geflopte jazzclub over en even later was je oud, grijs

en passé als je niet in Bitterzoet kwam.

 

Vanaf dag 1 was Bitterzoet het clubhuis van De Jeugd van Tegenwoordig – ze gaven er ook hun eerste concert – en de scene die daarbij hoorde. Ontwerper Parra ontwikkelde overdag het design van nieuwe Nikes en had ’s avonds zijn eigen kruk in Bitterzoet. Gee van sneakerstore Patta schoof dan ook aan, net als de jongens van Appelsap en blogger Nalden. Voor de liefhebbers van hiphop en gympies was dat een aantrekkingskracht op zichzelf. Mudvol kan het er zijn. Op zo’n avond is het happen naar adem, zeker omdat de airco nog weleens dienst wil weigeren – een concept dat de Amerikanen kopieerden voor Guantánamo Bay. Niemand kan het iets schelen. Bitterzoet is een relaxte tent, met een lounge met pooltafel, plantjes en designbanken, én met een podium waar iedere avond iets anders fraais te beleven is. Van reggae en Braziliaans tot funk en hiphop of anders wel een dj. Zelfs de maandagavond – de Bermudadriehoek van het uitgaansleven – krijgen ze aardig gevuld door een bekende Nederlander achter de draaitafel te zetten. Henk Schiffmacher speelde dj en Theo van Gogh draaide er voor twintig man. ‘Zie je wel, ik heb geen vrienden,’ sprak hij en ging aan de bar zitten zuipen. In het gastenboek schreef hij: ‘Het leek of ik op mijn eigen begrafenis draaide.’ Twee maanden later werd hij vermoord. Jan Marijnissen, altijd een gewone jongen gebleven, draaide vooral rockmuziek en Wouter Bos wimpelde de uitnodiging aanvankelijk af, drukdrukdruk. Tot ook bij de PvdA doordrong dat Bitterzoet geen verkeerde plek was en opeens had hij toch een gaatje gevonden. Zijn playlist liet hij trouwens door een stagiaire samenstellen.
De club begon meteen een streng deurbeleid. Maar niet de sneakers en caps worden geweigerd – dat is ook wat bewerkelijk met die hiphopscene binnen – maar de overhemden en instappers kunnen het vergeten. ‘Corporalen komen als iets nieuw is, nemen het over, en gaan dan weer weg, dat wilden wij niet,’ zegt initiator Joris Bakker, een wijs man. Ook zonder ballen was de tent binnen een paar jaar volledig afgeragd.Elke avond een andere productie en steeds propvol, dan blijft er weinig design over van die banken. Maar de missie is allang geslaagd:

Amsterdam heeft zijn mini-Paradiso.

SCHRIJF JE IN VOOR DE NIEUWSBRIEF VAN KLUUN!