Geplaatst op

Ik ben geen klusser.

Ik ben geen klusser. Mijn vader heeft het wel geprobeerd hoor. Ik zie ons nog staan, in de keuken naast mijn fiets, die hij op z’n kop stond, teiltje ernaast met zeepsop en van die ijzeren gevallen in zijn hand (die dingen hebben vast een naam, maar alle overbodige kennis is ballast) waarmee hij de lekke band van de velg (dat woord ken ik dan nog net) haalde, die binnenband weer oppompte en het ding minutieus stukje voor stukje door het zeepsop haalde. Terwijl ik dit schrijf weet ik ineens niet meer zeker of het eigenlijk wel met zeepsop was, misschien was het ook wel gewoon een bak met water, waar die band doorheen ging.
‘Hebbes!’ riep mijn vader plotseling. ‘Kijk, waar die belletjes naar buiten komen, zit het lek.’
Vervolgens maakte hij de binnenband droog, plakte een stukje rubber op de binnenband, legde binnen- en buitenband weer op de velg, waarbij hij met zijn vingers die hele band keurig op z’n plek duwde, om er na een uur achter te komen dat het ding weer leeg was gelopen, waarna het hele proces weer opnieuw begon, want zo zei mijn vader vrolijk, ‘dan zat er dus nog een gaatje in.’
En ik moest meekijken, want anders zou ik het later nooit zelf kunnen.
‘Maar als onze Lieve Heer had gewild dat wij zelf fietsbanden zouden plakken,’ vroeg ik, ‘dan had hij toch nooit de fietsenmaker uitgevonden?’
Ik ben van het facility management. Ik probeer mijn leven in te richten volgens de wijsheden van Hendrik Johannes Cruijff. ‘Doe waar je goed in bent en laat anderen doen waar je slecht in bent.’ Of meneer Cruijff het daadwerkelijk zo gezegd heeft, weet ik niet, maar het komt vast in de buurt, net zoals mijn beschrijving van het plakken van een binnenband.
Vorige week bestelde ik voor mijn jongste dochter een nieuw bed. Ze wilde een grote mensen-bed. Ik heb niet gevraagd waarom. Op de ochtend dat het nieuwe bed werd geleverd door twee vriendelijke bezorgers van IKEA, moest ik eerst het oude uit elkaar zien te halen. Nu heb ik op mijn woonboot niet veel meer gereedschap dan een schroevendraaier, een hamer en een schaar. Ik kan u vertellen dat je met een schroevendraaier en een hamer en een schaar niet ver komt, als je een bed uit elkaar wilt halen. Het enige dat je er goed beschouwd mee kunt, is het nieuwe bed uit zijn verpakking halen.
En toen stond ik ineens midden in de slaapkamer van mijn dochter, omringd door een forse hoeveelheid planken van diverse afmetingen, een matras van 1,40 bij 2,00m, een berg karton en bubbeltjesplastic om u tegen te zeggen, een eenpersoonsbed dat uit elkaar moest, een hamer, een schroevendraaier en een schaar. Mijn vader kon ik niet bellen, die is al zeven jaar dood.
Kent u Zoofy? Dat is een website voor mensen als ik, mensen die geloven in Johan Cruijff. ‘Regel je klusje zonder gedoe’. Vooral dat woord regel bevalt me. Binnen een uur stond Sonny op de vlonder van mijn woonboot. Sonny had soorten gereedschap bij zich die volgens mij onder de wet op verboden wapenbezit vallen.
Binnen twee uur had Sonny het oude bed uit elkaar gehaald, het nieuwe in elkaar gezet, mij een hand gegeven en was fluitend weggereden in zijn bestelbus.
Ik heb over bovenstaande column 57 minuten en 34 seconden gedaan. In die tijd heb ik het geld dat ik Sonny en Zoofy heb betaald al weer ruimschoots terugverdiend.
Ik dank God dat hij Zoofy.nl heeft uitgevonden, Johan Cruijff voor zijn wijsheid en Sonny voor zijn gereedschapskist.
Zo. En nu moet ik opschieten, want de fietsenmaker sluit om zes uur en mijn dochter heeft een lekke band.

Deze columns verscheen eerder in JFK Magazine. Ik heb geen aandelen in Zoofy.

Geplaatst op

Zelden heb ik meer darlings moet killen dan in de voorbereiding van de workshop ‘Schrijven met een 9’.

Twee groepen van twaalf deelnemers, allemaal mensen die beter wilden leren schrijven. De een als blogger, de ander als woordvoerder van een overheidsinstantie, enkelen die serieus op weg zijn met het schrijven van een boek, een paar mensen die wilden schrijven over verdriet, verlies of simpelweg het leven.

We hebben gesproken over de kern en de kroonjuwelen van een verhaal, over het tillen van een particuliere ervaring naar een universele beleving, over schrijversogen en de kunst van het weglaten. Aan het eind van de workshop heb ik negen Quick Wins geformuleerd, negen tips die altijd werken als je beter wilt schrijven.

Noem er eens een, Kluun? Vooruit dan.

Vertrouw je vrienden niet.

‘Ik hoor van iedereen dat ik zo goed kan schrijven.’ Vergeet het maar.

Vrienden, familie, buren: ze willen aardig zijn. العب الأن Ze kijken wel link uit jouw geschreven baby een lelijk gedrocht te noemen. Daarbij: de meeste mensen weten evenveel van schrijven als een koe van touwklimmen. بت فاينل Ze vinden het al heel wat dat jij wel een aantal woorden foutloos gespeld in de juiste volgorde weet te zetten.

Als je bedolven wordt onder complimenten van je bevriende meelezers, stel dan een paar controlevragen: ‘Hoe vond je het einde?’ ‘En wat vond je van personage x? babylon bet ’ ‘Vond je het geloofwaardig wat er op driekwart van het verhaal gebeurde met personage y?’. Sterkte.

Beter: laat mensen meelezen die niet tot je inner circle behoren. Liefst mensen die geen idee hebben wie je bent. Dat zijn de reacties die je wilt.

Op kluun.nl staan data voor de volgende workshops, ook in Rotterdam.

Geplaatst op Geef een reactie

Het is een homo

Vandaag, okt 2021, in het nieuws. Een jaar of acht geleden schreef ik deze column in de Ajax-glossy Ajax1900. Termen als LGBT, laat staan LGTB+, bestonden nog niet. En ‘homo’ zou ik nu graag door ‘gay’ hebben vervangen. Voor de rest sta ik nog steeds achter de column en hoop dat de laatste regels ooit werkelijkheid worden.

Lees hier het artikel “Australische voetballer uit de kast, als enige op hoogste niveau wereldwijd”


Hij is een homo.

Eind jaren tachtig ontstond in voetbalstadions de folklore om iedere langharige speler van de tegenpartij toe te zingen dat hij een transsexueel was die in een bordeel werkte en van negen tot vijf een omgebouwd wijf was (persoonlijk ken ik geen bordeel met dergelijke openingstijden, maar ik ben er al eventjes uit). Spelers van NAC kregen wekelijks te horen dat ze homo waren, ja ja, een homo uit Breda. Dat bekte namelijk lekker. In All Stars (1997) komen Danny de Munk en zijn medespelers er achter dat een van hun teamgenoten homo is. Dat was me wat, een homo onder de douche na het voetbal. Niet bukken, jongens! Alsof een nicht bij het aanzicht van de twee harige hetero hangbillen van een dikke, bezwete teamgenoot zou denken; mmmm, mjammie!

Volgens medische studies voelt rond de tien procent van alle mensen zich aangetrokken tot hetzelfde geslacht. Afhankelijk van land en cultuur komt vijf tot tien procent daarvoor uit.

In het betaald voetbal is geen van de bijna duizend actieve voetballers homo.

Vorig jaar ontstond de discussie hoe dat kwam. René van der Gijp wist dat jonge gays nou eenmaal liever kapper dan voetballer worden. Frank de Boer, doorgaans de nuchterheid en beschaafdheid zelve, deed een duit in het zakje door iets over mindere motoriek van homo’s te roepen. En zichzelf daarna te corrigeren, gelukkig.

Hou toch op. Laten we elkaar geen mietje noemen, of eigenlijk juist wel: als u of ik in onze puberteit zouden ontdekken dat we meer op jongens dan op meisjes zouden vallen, zouden wij onze coming out dan de voetbalkleedkamer in hebben durven toeteren? In de wetenschap dat we wekelijks de hoon van al onze maten over ons heen zouden krijgen? Ik zou wel link uitkijken. Hoeveel ik ook van voetbal zou houden, ik zou ‘m gesmeerd zijn naar een sport waar ik wel mezelf zou kunnen zijn. Desnoods zou ik kapper zijn geworden.

Onder homo’s is het songfestival populairder dan de Champions League. Maar in mijn vriendenkring zitten nichten die net als ik geen minuut van het Nederlands elftal op het WK hebben gemist. Seksuele geaardheid beïnvloedt interesses, maar ze bepaalt ze niet. Zouden Frans Derks, Ignace van Swieten en John Blankenstein zich iedere week weer hebben blootgesteld aan de hoon van het publiek, als ze niet helemaal leip van voetbal zouden zijn geweest?

Het opperhoofd van Apple, Tim Cook, zei als eerste CEO van een Fortune 500 bedrijf: ja, ik ben homo. Ik hoop dat in 2016 de eerste Nederlandse speler openlijk uit de kast komt. Hij wordt de Tim Cook van het Nederlands voetbal.

Ja, hij zal het moeilijk krijgen. Hij zal week na week worden uitgejouwd, weggehoond, toegezongen, uitgescholden.

Maar hij wordt wel instant en voor eeuwig een held.

Een standbeeld voor de speler die dit durft.

Wat zou het ons sieren als wij in de ArenA in Amsterdam, de stad van de iT, de RoXY, de Gay Parade, Ramses Shaffy, Ien Dales, Erwin Olaf, Johnny Jordaan, Johannes van Dam, Joop Braakhekke die speler dan niet gaan toezingen dat hij een omgebouwd wijf is. Dat we niet gaan joelen, geen hoge geluidjes gaan maken, maar met zijn allen, van F-side tot eretribune, van Vak 410 tot de spelers op de bank, op zouden staan en deze held na zijn publiekelijke coming out een applaus zouden geven waar hij zijn hele leven op kan blijven teren. Waar hij, iedere keer dat hij in de provincie wordt uitgefloten, aan terug kan denken.

Wat zou ik trots zijn op Ajax, op onze stad, op ons.

——————-
Deze column verscheen eerder in Ajax1900 magazine

Geplaatst op

Armoedeglossy Quiet 500

‘Vanochtend werd ik wakker, zette Radio 1 aan en hoorde dat Mark Zuckerberg sinds gisteren 6 miljard armer is geworden. Daarna kwam een onderwerp over de Pandora Papers en hoe onze rijkste mede-wereldburgers veel geld hadden weten te besparen via vernuftige constructies met brievenbusfirma’s op de Maagdeneilanden,’ opent presentator Bas westerweel de presentatie in perscentrum Nieuwspoort, op brievenbus afstand van het Binnenhof. ‘En daarna kwam Ralf Embrechts vertellen over de nieuwe Quiet 500.’

Het idee kwam van schrijver Anton Dautzenberg. Hij begon zes jaar geleden samen met Ralf Embrechts de Quiet 500 , als tegenhanger tegen de Quote 500. ‘We willen geen vingertje wijzen naar iedereen die rijk is. Geen rancune. We wilden wel de aandacht vestigen op de steeds groter worden kloof tussen arm en rijk, tussen werk en geen werk, tussen mazzel en pech. Waar je wieg staat bepaalt of je met 3-0 voor of achter staat als je geboren wordt. Ook in ons land. Nederland behoort tot de vijf rijkste landen ter wereld. De vier landen boven ons hebben de strijd tegen armoede allemaal beter geregeld. ’

Quiet is uitgegroeid tot een ‘professioneel gerunde vrijwilligersorganisatie’ met 25.000 ‘Quieteers’. Begonnen in Tilburg, intussen in elf steden actief. Doel: mensen zoveel mogelijk mee laten doen met de maatschappij. Gratis naar de kapper. Gratis naar een voetbalwedstrijd. Een diner in een restaurant. Naar een concert. Toneel. Bioscoop.. Alles wat mensen helpt erbij te horen, de leuke dingen van het leven die geld kosten.  Hulp bij het zoeken van een baan, bij het aanmelden bij de voedselbank.

In het derde nummer van Quiet 500 staan bijdragen van Sander Schimmelpennick, Arnon Grunberg, Jandino en Harm Edens. Ik heb nooit armoede gekend, maar mocht toch een stuk schrijven. ‘.. de ene keer gaf ik wel, de andere keer niet aan dakloze op straat. Al naar gelang mijn pet stond, gaf ik een deel of al het muntgeld dat ik mijn zak had. En af en toe, als ik het een aardige gast vond, gaf ik een briefje van vijf. 

Maar soms heeft een mens geen kleingeld bij zich. Als ik dat merkte, deed ik of ik mijn sleutels zocht, vermeed ik lafjes oogcontact en liep snel door naar mijn fiets. Mijn mededogen was niet eens selectief, het was willekeurig.’ 

Maar de verhalen die binnenkomen als een deurwaarder zijn die van de echte Quiet 500, de ‘grootste stijgers op de armoedelijst’. ‘Lyam zegt me dat hij een wandeltocht achter de rug heeft van drie en een half jaar en ongeveer 35.000 km afgelegd heeft.’

Armoedeglossy Quiet 500 valt vandaag op de deurmat bij alle Quote 500-mensen in ons land. Mocht u daar niet bij te horen, dan is-ie te koop voor 10 euro bij iedere kiosk, supermarkt, boekhandel en op www.quiet.nl/quiet-500. Of via de barcode hiernaast.

Geplaatst op

HLF8

Het grote nieuws van Prinsjesdag lekte eind vorige week al uit: de gemiddelde Nederlander gaat er dit jaar 0,1% op vooruit. Gepensioneerden, tweeverdieners en gezinnen zonder kinderen blijven steken op 0,0%. Werkenden, uitkeringsgerechtigden en gezinnen met kinderen mogen zich verheugen in 0,2%. Of andersom, dat mag ik kwijt zijn en ik vermoed dat er niemand hier in de studio is die het wel weet.
Het Museumplein zal niet vollopen met voor- en tegenstanders van de miljoenennota. De kloof tussen de 0,0%-ers en de 0,2%-ers zal geen families en vriendengroepen splijten. Er zullen geen protestmarsen komen in steden, er zullen geen boeren het Malieveld omploegen, er zullen geen landgenoten geëvacueerd moeten worden omdat ze door de Miljoenennota in acuut levensgevaar dreigden te komen, er zal geen hartverscheurende documentaire komen over het leed dat de slachtoffers van Prinsjesdag is aangedaan.
We geloven het allemaal wel, die hele miljoenennota. Nederland kijkt hoofdschuddend naar de hoedjesparade. O, O Den Haag.
Er lijken twee werelden te zijn ontstaan. De echte wereld waarin tienduizenden slachtoffers van de toeslagenaffaire nog steeds wanhopig wachten op hun geld. De echte wereld, met de Unmute us- demonstraties waarin tienduizenden mensen massaal smeken om uitleg uit Den Haag: Waarom parken wel, maar terrassen niet. Waarom voetbalstadions wel, maar schouwburgen niet. Waarom Zandvoort wel en Lowlands niet. Waarom nachtcafés dicht, maar casino’s en sekswerkers wel geopend blijven tot drie uur.
Dat is de echte wereld, waar burgers, ondernemers en burgemeesters hun schouders ophalen over WAT ER NU WEER VOOR NIEUWS UIT DE. HAAG KOMT en er maar het beste van proberen te maken.
En dan is er de Haagse wereld. De wereld waarin partijleiders na zes maanden onderling gekonkel geen spat verder zijn gekomen, nog geen inhoudelijk gesprek hebben gevoerd.
De Haagse wereld waarin een demissionair kabinet de ene na de andere onnavolgbare maatregel mag nemen zonder zich ervoor te hoeven verantwoorden.
Zes op de tien Nederlanders, zo werd deze week bekend, heeft weinig of geen vertrouwen meer in de politiek.
Er is een kloof ontstaan tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden, dat is bekend. Maar de kloof tussen Den Haag en de echte wereld is misschien nog wel veel groter.

Geplaatst op

Ontmoeting talkshow Johnny De Mol

Gisteren zat ik in de uitzending van HLF8, de talkshow van Johnny de Mol, aan tafel met een dame die een diepe indruk op me maakte. Loes Steenhuis Hoepelman. Ze kwam vorige week in het nieuws, toen ze besloot eigenhandig de Urker jongens te bellen, die een filmpje op internet hadden gezet waarin ze, gekleed in nazi-uniformen, een lollig toneelstukje meenden op te voeren waarin ze de Jodenvervolging koppelden aan de druk die huns inziens op niet-gevaccineerden wordt uitgeoefend.

Mevrouw Steenhuis Hoepelman toog naar Urk en praatte met de jongens. Ze kwamen wat schuchter en ginnegappend binnen, vertelde ze. ‘Wel met een grote bos bloemen’. Na een uur lang beschaamd naar de verhalen van Loes te hebben geluisterd, erkenden de jongens dat het misschien toch niet zo’n heel goed idee was geweest, die uniformen op internet te kopen en daarmee door de straten van Urk te paraderen. De jongens excuseerden zich voor hun dommigheid, maar dat vond ze te makkelijk, vertelde ze in de uitzending.

‘Ik wil dat jullie een keer meegaan naar Westerbork, voor een rondleiding,’

‘Westerbork?’ zei een van de jongens, ‘maar dat ligt helemaal in Duitsland.’

‘Nee hoor,’ antwoordde mevrouw Steenhuis Hoepelman, ‘dat ligt echt in Nederland. Ik heb er gewoond.’

Na de show raakte ik in gesprek met haar. Ze vertelde dat ze, samen met tweehonderd andere nog levende mensen die concentratiekamp Westerbork hebben meegemaakt, regelmatig het land intrekt om colleges te geven op basisscholen en middelbare scholen. Scholen waar veel kinderen van Marokkaanse en Turkse ouders zitten vindt ze het leukst. ‘Die zijn het beleefdst tegen me. Al krijg ik wel vaak de vraag van hen of ik rijk ben. Dat schijnt zo te zijn, als je joods bent.’

Ik vroeg hoe ze in haar colleges een koppeling maakte naar de tijd van nu, waar de kloof tussen verschillende groepen steeds groter wordt. ‘Ik begin dan over pesten,’ zei Loes. ‘Pesten van groepen of individuen is altijd het begin van ellende in de geschiedenis. Of ze daar misschien eens over na willen denken, als ik weg ben.’

Was getekend, Loes Steenhuis Hoepelman, 80 jaar.

Geplaatst op

Familieopstelling is jarig!

kluun boeken

‘Zo,’ zegt mijn onvoorstelbaar erudiete uitgever Joost Nijsen, als we van de roltrap naar de boekenafdeling van de Bijenkorf stappen. ‘We lopen eerst even langs de chef van de boekenafdeling. Eeven hadden schudden, dat kan nooit kwaad.’

Ik voel me als een koe die wordt rondgeleid in het abattoir. Het zijn de Bijenkorf Schrijversdagen. Er komen meer dan dertig schrijvers vanmiddag. Ik ben hier eerder geweest.           De Bijenkorf is op deze dagen een soort Albert Cuypmarkt waar de boeken als vissen worden opgepakt, betast, bekeken en vervolgens weer teruggelegd. ‘Hoe laat mag ik vanmiddag weer naar huis, Joost?’

‘Niet zeuren. Vijf uur. O, en de redacteur van De Wereld Draait Door komt waarschijnlijk nog even langs. Als je haar ziet moet je even een paar gekke dingen roepen.’

‘Zoals?’

‘Verzin maar wat. Als je maar geschifter lijkt dan Joost Zwagerman of Ali B. Zeg maar dat je het met Heleen van Royen hebt gedaan. Of met Hanna Bervoets, maakt niet uit.’

‘Mag het ook Susan Smit zijn?’

‘Nee, het moet wel geloofwaardig blijven, Kluun.’

We komen aan bij een grote tafel waarop mijn boeken in optimistisch hoge stapels zijn neergelegd.

Een stel van middelbare leeftijd houdt de pas in als ze mij achter de tafel zien plaatsnemen.

De vrouw kijkt zuinig. Een type dat zwemt met droog haar. Haar man draagt een rood Gaastra jack. Hij houdt zich half schuil achter haar. Mijn uitgever spreekt het stel direct aan. ‘Mevrouw, meneer, misschien interesse in een gesigneerd boek van deze schrijver?’

Ik krimp ineen als een makreel in het zich van het vissersnet. De man draait zijn hoofd schielijk weg. Zjn blik blijft hangen op Susan Smit, die aan de tafel naast me gebukt een boek aan het signeren is. De blik van de vrouw richt zich van Nijsen naar mij. Ze kijkt me ongegeneerd lang aan. Dan richt ze zich weer tot mijn uitgever. ‘Ik ken hem,’ zegt ze tegen Nijsen. ‘Van tv.’

‘ik zat vorige week op de eerste rij van het oranje tribune vak bij Ik Hou Van Holland…’probeer ik mezelf een houding te geven.

Nijsen legt zijn hand op mijn schouder. ‘Dit is nu de schrijver van Komt een Vrouw Bij De Dokter…Kluun.’

Het gezicht van de vrouw verstrakt. Ze draait haar hoofd weer naar mij, kijkt me indringend aan en buigt zich iets voorover. In de Bastille is dit het teken dat er zo meteen getongzoend gaat worden, maar ik hoop met heel mijn hart dat me dat nu bespaard blijft. Een halve seconde is het stil. Dan buigt ze haar hoofd nog iets verder in de richting van mijn gezicht. ‘Bah,’ bijt ze me toe, draait zich om en loopt samen met de man in het zeiljack weg van de tafel.

Mijn zelfvertrouwen zakt tot het peil waarop het consumentenvertrouwen Nederland zich bevindt.

‘Joost, ik wil naar huis…’

‘Naar huis?! Wie denk je dat je bent, Tommy Wieringa of zo? Denk je dat ik je boeken heb uitgegeven omdat je zo goed schrijft? Het is dat die kop van jou, om voor mij verder onverklaarbare redenen het redelijk doet bij de vrouwen, anders schreef ik dat oncologische snikkelproza van jou zelf.’

‘Maar Joost, ik…’

‘Houd je mui, jank,’ sist mijn uitgever en knikt naar de vrouw die gezien haar leeftijd eigenlijk de boeken van Jan Siebelink zou moeten lezen, maar toch een exemplaar van Klunen van de stapel pakt. Ze noemt haar naam en begint te vertellen dat ze Komt een Vrouw Bij De Dokter heeft gelezen. ‘Jongen toch, ik heb toch zo gehuild,’ zegt ze.

‘Ach, je ziet er niks meer van, hoor,’ draai ik mijn voorgeprogrammeerde antwoord af.

Ze begint te vertellen dat ze vijftien jaar geleden ook een knobbeltje i haar borst had en dat ze er gelukkig op tijd bij was, maar dat het haar wel een borst en dat en dat en dat en ik krijg flashbacks van de lessen Duits van meneer Duncker op het heao op maandagmiddag, het achtste en negende uur, waar ik de minuten aftelde, nog vierendertig, nog vijfendertig, nog zesendertig en hoe lang nog tot het hier vijf uur is en de vrouw blijft maar doorpraten dat haar moeder ook al was gestorven aan borstkanker en haar oma ook en dat er in die tijd nog geen borstreconstructies waren en fuck, ik ben haar naam vergeten. ‘Hoe schrijf ik uw voornaam eigenlijk?’ vraag ik poeslief.

De verhalen van de vrouw stoppen alsof ik zojuist heb voorgesteld om haar andere borst ook te amputeren.

‘Hoe je mij voornaam spelt?’

‘Eh…ja… ik vind het altijd zo slordig als ik een naam verkeerd spel.’

‘Ik denk dat je Ans niet op zoveel verschillende manieren kunt spellen. Goedemiddag, Kluun.’

Ze beent weg. ‘Kwaad,’ zeg ik tegen mijn uitgever.

‘Opletten,’ blaft deze. ‘Handel.’

Een oudere vrouw loopt langs. Ze is al op de leeftijd dat je dreigbrieven van de DELA begint te krijgen en meer kans maakt om bekenden tegen te komen op het kerkhof dan in de aula van het bejaardencentrum.  ‘Spreek haar aan,’ bromt Joost. Met de moed der dwazen probeer ik haar aandacht te trekken. De vrouw kijkt naar de boeken als een Eskimo naar een tosti-ijzer.

‘Dat zijn boeken, mevrouw,’ help ik haar op weg.

Ze kijkt me niet erg nozel aan.

‘Omdat u anders misschien denkt dat het haringen zijn.’

De vrouw blijft me dommig aankijken. De blik staat haar vrij natuurlijk.

Ik krijg een por van mijn uitgever.

‘Zal ik er eentje voor u signe… eh… tekenen?’

‘Tekenen?’

Ah. Het kan praten.

‘Mijn handtekening erin zetten.’

‘Waarom?’

‘Omdat ik het heb geschreven en dat vinden sommige mensen leuk, een handtekening van de schrijver in hun boek.’

Ze pakt hzonder te kijken een boek van de stapel en overhandigt het me, met een voorzichtigheid waarmee je een onbekend dier iets eetbaars voorhoudt.’

‘Moet u niet weten welk boek u w…’

Weer een por van Nijsen. Objection overruled. Ik zet mijn handtekening en schrijf er ‘voor’ boven.

Geen krimp.

‘Voor,’ probeer ik.

‘Voor wat,’ kaatst ze terug.

‘Voor wie het boek is?’

‘O.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Voor mij.’

‘En wat is uw naam, mevrouw?’

‘Van Helvoirt.’

‘En heeft u ook een voornaam of is die geheim?’

‘K.’

‘K?’

‘Karen…’

‘Alsjeblieft, Karen. Veel leesplezier.’

Karen van Helvoirt schuifelt met het boek uit zicht. Ik prijs de Heer dat ik op deze verdieping het diefstalalarm bij de uitgang niet kan horen. Nog zeventwintig minuten, zie ik op mijn horloge. Ik verlang terug naar de lessen Duits van meneer Duncker.

Geplaatst op

Unmute Us

Voor mij als schrijver veranderde er niets het afgelopen halfjaar. Laptops werden niet verboden, schrijven werd niet aan banden gelegd.

Maar ik ben niet alleen schrijver, ik ben ook vader en stiefvader. Ik heb drie opgroeiende dochters, mijn vrouw heeft een zoon en een dochter. where to buy ivermectin for humans in philippines Ze zijn allemaal gek van muziek. Lola, dertien, huilde hete tranen toen ze hoorde dat Billie Eilish niet naar het Ziggodome zou komen. Roos, zeventien, moest Appelpop, haar leukste dag van 2019, voor het tweede jaar op rij missen. Eva, 23, zag twee Lowlands, twee Oerols, tientallen concerten in Paradiso en de Melkweg en honderden dansavondjes in Garage Noord, Radion, De School, Tolhuis en Elementenstraat Down The Rabbit Hole gaan. ‘Pap,’ zei ze, ‘straks ben ik vijfentwintig en heb ik de mooiste jaren van mijn leven thuis gezeten, festivalloos en dansarm.’ Eise, de zoon van mijn vriendin is zestien en helemaal leip van Nederlandse hiphop. Hij kent alle teksten, alle beats, alle video’s op YouTube. ivermectin saudi arabia Maar hij heeft nog nooit een van zijn helden zien.

Ik ben ook collega van al die dj’s, comedians, zangers, muzikanten en artiesten die, in tegenstelling tot mij, al anderhalf jaar lang hun vak niet mogen uitvoeren, hun passie niet mogen delen.

Mijn held Bruce Springsteen zong in 1978:
for the ones who have a notion
a notion deep inside
that it ain’t no sin
to be glad your alive

En zo is het. We hoeven ons niet te schamen voor onze Levenslust. Het leven is het waard om te vieren, samen, op de dansvloer, op de concertvloer, op het festivalterrein, op het podium. revolution ivermectin Het leven moet weer open, niet over een jaar, niet over een paar maanden, niet over een paar weken, maar nu, vanaf 1 september.

Geplaatst op

Zweven is Leven

Nergens in het heelal wordt per avond meer rosé gedronken dan op de Parade in Amsterdam. Het festival wordt ieder jaar gehouden in het Martin Luther Kingpark, pal naast de Amstel, op tien minuten jog-afstand van mijn woonark. Geen enkele Amsterdammer komt de overige vijftig weken van het jaar in dat park, niemand weet met zekerheid te stellen of het dan überhaupt wel bestaat.

Als de Parade weer in de stad is, loopt de hele grootstedelijke meute elkaar als een kudde schapen achterna om zich er twee weken lang vol te gooien. Correctie: Rotterdammers, Hagenezen en Utrechters pakken nog weleens een voorstellinkje, maar de Amsterdammers komen hier voornamelijk om aan de met een fontein versierde bar te hangen. Jammer van al dat theater eromheen, verzuchten ze als er weer een of andere toneelspeler door je gesprek loopt te blèren. Want dat doen ze daar namelijk in groten getale. Als een stel marktkooplui roepen de artiesten door hun microfoons om het voorbijgaande publiek hun tent in te lokken. Eenmaal binnen neemt men plaats om een gammel houten bankje waar je schouder aan schouders zit met een stuk of honderd andere van het zweet gutsende mensen die zich wanhopig koelte toe wuiven met het programmaboekje. Doorgaans evenaart de temperatuur die van uw huurauto op Ibiza na een dagje stand, wanneer u zo dom was om deze niet in de schaduw te parkeren.

Nee, dan is het aan de bar beter toeven. U trekt een leuke blouse, knoopjes open tot aan de navel zodat het aanwezige borsthaar of decolleté duidelijk zichtbaar is. Gezien en gezien worden: dáár gaat het om tijdens de Parade. Menig BN’ er kan hier in het echt worden gespot. Zogenaamd nonchalant in de rij staan voor een peperduur broodje of dito plastic bekertje bier of rosé. Ook kan men hier reikhalzend uitkijken naar het prototype Amsterdamse. Hippe alternatief en niet armlastige vrouw want zoals gezegd betaal je je daar helemaal blauw. Na een avondje drinken op de Parade kan het zomaar ineens zijn dat u een tweede of derde hypotheek moet nemen en dan bent u nog niet eens naar een voorstelling geweest.

Ik ga niet naar de Parade voor de voorstellingen, de BN’ers, noch voor de rosé, maar voor de zweefmolen. Zweven is leven staat er op het bord bij de zweefmolen. Sinds jaar en dag zijn hier twee mannen aan het werk. De ene is met zijn blonde krullen een kruising tussen de Gordon van 1985 (half schaap, half mens) en Doc uit Back To The Future. Hij heeft een lijf dat je normaal alleen ziet op de Olympische Spelen, bij het Grieks-Romeinse worstelen. De andere heeft stekeltjeshaar en de blik van Vinnie Jones (de acteur en ex-voetballer die ooit een video uitbracht waarop hij met zichtbaar genoegen de allersmerigste overtredingen maakt).
De twee mannen werken zich de hele zomer het zweet tussen de billen, door om de paar seconden de zweefmolenstoeltjes een enorme zwiep te geven. Het gillen der inzittenden is tot op de Dam te horen. De mannen maken op verzoek foto’s. Niks geen IPhone, gewoon een ouderwetste polaroid. Ik heb er nu achttien. Op de eerste, van achttien jaar geleden, sta ik met mijn oudste dochter, toen zes jaar oud. In de loop der jaren zijn er op de foto’s nog twee geweldige dochters bijgekomen, alle drie kijkend met gezichten die pure kinderpret uitstralen. Een ritje kost een euro vijftig. We zouden in Nederland miljoenen kunnen besparen door alle therapeuten en maatschappelijk werkers te vervangen door zweefmolenzwiepers.

Wat had ik niet voor gegeven om deze week weer zo’n polaroid aan mijn collectie toe te voegen. Ik verlang er nu zelfs naar om met klotsende oksels in een stampvolle tent naar een artistiek verantwoorde theatervoorstelling te kijken. Met of zonder rosé. Zoals u weet gaat ook de Parade in Amsterdam dit jaar niet door. Het Martin Luther King Park is akelig stil. Geen geklater van een bar met fontein, geen opgewonden geroezemoes van in de rij staande publiek en geen gegil van de zweefmolen. We gedogen het -zucht -nog één jaar, geacht kabinet, dat er hier niet gezweefd en geroseed mag worden. Maar volgend jaar wil ik weer zweven met mijn dochters, boven de hoofden van een bomvol Martin Luther Kingpark. Al moet ik er zes vaccinaties voor laten inspuiten.

Geplaatst op

Quiet 500

Tijdens mijn studie heb ik altijd op zaterdag
en op doordeweekse avonden gewerkt. Na mijn studie ben ik meteen gaan werken. Mijn carrière ging geswind. Van assistent sales promotion was ik binnen enkele jaren European director Customer service bij Time Warner. Ik verdiende er het driedubbele van het modale salaris dat mijn moeder me had voorgerekend.
En ik was doodongelukkig.
Ik nam ontslag en ging aan de slag bij een
reclamebureau. Drie jaar later begon ik mijn eigen bureau, samen met een van mijn beste vrienden. Intussen had ik Judith ontmoet, op een mooie mei-avond tijdens het Jazz-festival in Breda. Ik was op slag verliefd, binnen een jaar woonden we samen. We waren
gelukkig, verdienden geld als water, bezochten de nieuwste hippe restaurants in dezelfde maand dat ze hun deuren hadden geopend. We trouwden, gingen op huwelijksreis naar de muzieksteden Nashville, Memphis, Baton Rouge en New Orleans, we kregen een wolk van een dochter.


Nooit kende ik armoede, het leven en de
liefde had me altijd toegelacht. Ik was ervan overtuigd dat het leven maakbaar was. Als je maar hard wilde werken. Als je maar durfde, als je maar durfde springen als je verliefd was. ‘Als iets me niet bevalt in mijn leven, dan verander ik het,’ was mijn levensmotto.