Geplaatst op

Café De Zwart

Café De Zwart bestaat 100 jaar! Twee decennia lang was dit café de huiskamer van A.F.Th. van der Heijden en zijn hofhouding. Al wenst A.F.Th. het woord hofhouding graag te nuanceren.
‘Goed, op de avonden dat ik hof hield bij café De Zwart, kon men aan mijn tafel nogal eens dezelfde personen aantreffen. Een leider heb ik in dit heterogene gezelschap nooit kunnen ontdekken. Mijn probleem is dat ik nooit de spelbreker wil zijn door als eerste uit een drinkgezelschap op te stappen. Opeens is het elf uur, half twaalf. De samenstelling van de stamtafel blijkt sinds zes uur acht of negen keer te zijn veranderd, met als enige constante de man die de hectische gezelligheid niet wilde ontwrichten. Een dergelijke gang van zaken kan tot een hoge caférekening leiden.’

Maximaal laadvermogen
‘Mijn tempo past zich aan aan de groep. Ik schat dat ik in mijn beste tijd, op zware avonden, twaalf rechte glazen bier aankon, afgewisseld door een drietal wodka’s (als die tenminste zo ijskoud waren dat het glaasje aan mijn onderlip bleef plakken).’

Magneet
‘Ik vond het altijd zonde om pas in de loop van de avond naar De Zwart te gaan. Des namiddags vijf uur, op zijn laatst half zes: dan zag je, als participant, hoe het happy hour werd opgebouwd. De Zwart was altijd een café waar je niet met iemand afsprak: zo en zo laat, en daarna uit eten. Nee, je liet je verrassen door het pakket aanwezigen. Kansberekening kreeg hier geen vat op. Als door een soort sociale magneet werd op sommige avonden het merendeel van de stamgasten naar het Spui gezogen. Op andere avonden stond je, jezelf verbijtend, door het grote raam over het plein uit te kijken.’

Misdragingen
‘Natuurlijk waren het altijd de anderen die zich misdroegen, tegenover mij – en dat haalde dan weer het slechtste in mij naar boven. Op een rustige avond stond opeens een kale, gedrongen gestalte naast onze tafel. Blijkbaar was dit freelancejournalist Micha Kat, een beroepsidioot, die ook buiten zijn digitale werkvloer niet met schelden kon ophouden. Toen ik er genoeg van kreeg, heb ik Micha Kat in een soort zelfbedachte houdgreep genomen, met de bedoeling hem met zijn kop door de glazen deur te rammen. Terwijl ik de kale kruin op weg zag gaan naar het glas, werd de praktische geest weer over mij vaardig. De ruit kon immers breken, en dan? Een slagaderlijke bloeding, kleren onder het bloed, hoge stomerijkosten, en niet te vergeten een exorbitante caférekening voor het vervangen van de ruit. Ik volstond ermee zijn hoofd bonzend met het glas in aanraking te brengen, min of meer als waarschuwing. Buiten bleef Micha Kat, zijn fiets aan de hand, nog even na staan schelden. Hij had niet eens een buil. Mijn oude fout: extreme mildheid tot ver over de linies.’

Uittrede
‘Mei 2010 verongelukte Tonio. Met hem bracht ik gedurende de jaren negentig elke zaterdag wel een uurtje of twee bij De Zwart door, waar hij dan aan een tafeltje zat te tekenen of een onderdeel van technisch lego in elkaar zette. Sinds zijn dood kom ik vrijwel nergens, laat staan in het café. Ik sluit niet uit dat ik op een dag weer gewoon het tochtgordijn opzij sla, en een beetje onwennig op mijn oude plekga zitten. Waar waren we gebleven?’

Geplaatst op

Welling

Het is het laatste adres op ons lijstje: Welling. Na achtereenvolgens Ruk & Pluk ( een pilsje) De Smoeshaan ( twee IJwit) La Bastille ( drie bier en twee limoncello) ging ik redelijk bedwelmd, met een stapel boeken onder mijn arm, over de drempel van dit goed geconserveerde geheim in Oud-Zuid. In dit café komen sinds jaar en dag voornamelijk schrijvers en kunstenaars. Ik heb er jarenlang om de hoek heb gewoond. Ik was de schrijver van Komt een vrouw bij de Dokter en hoorde er dientengevolge nooit bij in Welling. Dit keer kom ik wat brengen. Dat scheelt altijd. Toch voel ik dezelfde meewarige blikken nu ik met mijn stapeltje boeken het etablissement betreed. Daar zal je Kluun hebben. Het reclamemannetje heeft zeker weer wat verzonnen.

Binnen zit het aardig vol met dames en heren waarvan men mag aannemen dat zij al enige tijd gevaccineerd zijn. In hun midden tref ik een van de meest beroemde drinkers van Amsterdam, ex-uitgever én café-uitbater tegen wil en dank: Bas Lubberhuizen. Na de boel even Wellinggetrouw te hebben aangekeken nodigt hij mij en mijn gevolg zowaar uit om aan de ronde tafel te komen zitten. Alsof Koning Arthur zelf een stoel voor je achteruitschuift.

Ik zet mijn stapel boeken op tafel en steek mijn riedel af: ik heb hier tien exemplaren Aan de Amsterdamse Nachten voor de tien meest gewaardeerde stamgasten van café Welling.
Zozo, zegt Bas. Eerst maar eens wat te drinken. Allemaal een biertje?
Deemoedig knikken we. Wie durft Bas Lubberhuizen tegen te spreken. We proosten op de heropening van de Nederlandse horeca en daarna verzamel ik alle moed die ik in me heb en vraag ik de ronde tafel of zij het misschien leuk zouden vinden als ik een stukje voorlees?
Ik zou liegen als ik zeg dat er instemmend wordt geknikt. Maar, zo vat ik het stilzwijgen op, er is in ieder geval niets op tegen. “Als u vindt dat u de laatste tijd te veel drinkt, ga dan eens een kijkje nemen in Welling,” begin ik. Vervolgens word ik geconfronteerd met wat ik meer dan tien jaar geleden in alle privacy te boek heb gesteld. Woorden die te midden van de mensen waar ze over gaan iets minder vlot uit mijn mond komen. (Over dat de gebruikelijke Welling klandizie van zuipen houdt en zich niet druk maakt over het daarmee gepaard gaande verval omdat ze toch al niet zo mooi waren…)

Ik breng het er heelhuids vanaf. Nu komen mijn tafelgenoten los met hun verhalen over Welling. Ron Hijman, stamgast van Welling (‘Altijd éérst je voornaamste functie noemen!’) en daarnaast klinisch neuropsycholoog en schrijver van wetenschappelijke artikelen, steekt van wal met een anekdote over Wim T. Schippers. Stamgast van Welling, eigenzinnige kunstenaar, uitvinder van de pindakaasvloer en de altijd vrolijke oranje vriend van Bert.
Lang geleden, niet zo veel stoelen hier vandaan, vertelt Ron, hoorde Wim een tafeltje verder een jong stel met elkaar ruzie maken. Wim stond op, boog zich tussen beiden en vroeg; “Zou u íets harder willen praten, want zo versta ik er niets van.”

Op ons tafeltje zijn de boeken inmiddels gesigneerd en de glazen leeg. Tijd voor jenever, blijkbaar. Bas Lubberhuizen trekt vanachter de toog een fles eigengestookte jenever vandaan. Met vijf kleine jeneverglaasjes keert hij terug aan de ronde tafel, schenkt de kelkjes in tot nèt over het randje, waarna wij nogmaals proosten. Collega auteur Ties Teurlings, (éérste keer in Welling!) vraagt Bas of dat kwaad kan, jenever en bier door elkaar heen. ‘Amper,’ antwoordt Lubberhuizen en schenkt mijn jonge collega nog maar eens bij. Het is ten slotte feest.
Wij vragen Bas naar de toekomst van Welling. Bas is ervan overtuigd dat het hier tot in de eeuwen der eeuwen moet blijven zoals het is. Een ontmoetingsplek voor schrijvers, journalisten, ideeenmakers en muzikanten. Zonder muziek. “In een café verkoop je sfeer en geef je er wat te drinken bij. ”

Tegen de avond verlaat ik Welling. Eindelijk weer eens ouderwets in de kroeg gezeten.
Van de jonge Ties Teurlings is nog altijd, vijf dagen later, geen spoor.

Geplaatst op

Vulgaire Chinese Taal – Ronald Giphart

Vulgaire Chinese taal – Ronald Giphart

Tien jaar geleden was China één van de dertig landen waar Komt een vrouw bij de dokter zijn weg naar een lezerspubliek vond. Daar ga ik ten minste van uit. Het zou evengoed de bijsluiter van een Chinese stofzuiger of het telefoonboek van Wuhan kunnen zijn.

Dankzij een Nederlander die in China werkte voor Amnesty International kwam ik erachter dat bijna alle seksscènes uit het boek waren gehaald. U hoort het goed: Komt een vrouw bij de dokter zónder seks. Dat is toch als Dolly Parton zonder … gitaar. Onze man in China vertelde onder andere dat van een drie pagina’s durende masturbatiescène slechts drie woorden waren overgebleven : ‘Hij troostte zichzelf.’ (Sindsdien staat masturberen in mijn vriendengroep bekend als ‘troosten’)

Tot op de dag van vandaag vraag ik me af wat er van het originele verhaal is overgebleven. Helaas zullen we nooit precies weten wat ze er daar in China van hebben gebakken.
Collega Ronald Giphart schreef tien jaar geleden een heel leuk stuk over de Chinese versie. (dank Hans Gaarlandt dat je me eraan herinnerde!)

‘Komt een vrouw bij de dokter’ is te verkrijgen in mijn webshop.

Geplaatst op

Nr. 31 Oosterling

Nr. 31 Oosterling

Het Praathuis – dat van het Grote Dierenbos van De Fabeltjeskrant –ligt dus gewoon keihard in Amsterdam. Dezelfde biertonnen, dezelfde raamindeling, hetzelfde geneuzel van de stamgasten. Als slap ouwehoeren een kunst is, dan is café Oosterling het Stedelijk Museum. En een van de stamgasten was, jawel, Leen Valkenier, auteur van 1041 af leveringen van De Fabeltjeskrant. Dan ben je best vaak in Oosterling geweest.
We zullen er geen who was who in Oosterling van maken; de gebroeders Bever, Bor de Wolf, Zoef de Haas, Juffrouw Ooievaar – er is geen beginnen aan. Maar één ding staat vast: Adèle Bloemendaal haalde aan de bar van Oosterling ooit een borst uit haar blouse en liet die zien aan een student die iets te lang haar boezem had zitten bestuderen: ‘Wil je er soms eentje vasthouden?’ Hebben we Truus de Mier nooit zien doen. Maar geneuzeld en gemopperd wordt er voldoende in dit café. De Oosterling-mensch heeft het niet zo op verandering. Daar staat zelfs een verbod op. De magnetron werd alleen geaccepteerd omdat warme gehaktballetjes toch lekkerder zijn dan lauwe. Met pijn in hun buik denken de eigenaren terug aan het eindeloze gejammer, nadat ze het gewaagd hadden het toch niet echt sprankelende bordje drinken is gezellig, zuipen niet weg te halen. De gebroeders Oosterling, eigenaars van dit etablissement (dus niet geheel zonder inspraak, zou je zeggen), opperden eens het bruingerookte plafond te witten. Onbespreekbaar.
Tijdens een grondige renovatie in 1995 werd de potkachel midden in de zaak dan toch eindelijk vervangen door centrale verwarming. Door het lekkende ding had een koolmonoxidevergiftiging jarenlang op de loer gelegen. Marcel Oosterling: ‘Iedereen lag aan het gas, maar dat hadden we nooit in de gaten, omdat de kozijnen zo poreus waren dat er altijd frisse lucht binnenkwam.’
Tot op de dag van vandaag klagen de klanten van Oosterling over waarom die kachel nou zo nodig weg moest. Toch zit er met al dat gekanker wel een hechte club daar aan de bar. In 2008 werd een van de stamgasten ziek. Zijn nieren dreigden uit te vallen. Een andere stamgast zei spontaan: ‘Als het een match is, mag je die van mij wel hebben.’
Het was geen borrelpraat. De bloedgroepen bleken te kloppen en de nier is met succes getransplanteerd.
Een mooi verhaal, maar een nier uit Oosterling, wie doe je daar nou werkelijk een plezier mee?
Oscar Oosterling: ‘Laatst vroeg iemand hier: “Heb jij toevallig een long voor me?”’

Geplaatst op

Nr. 53 Rooie Nelis

Ooit kwam een mooie vrouw café Rooie Nelis binnen. Ze zag de kastelein wel zitten. ‘Wat zeg je, een mooie vrouw!? Ze was gewoon zo geil als de pleuris!’ Aan het woord is Blonde Sien, drieëntachtig jaar. Naast haar op het vertrouwde hoekje van de bar zit de kastelein in kwestie: Zwarte Gerrit (ondertussen zo grijs als een dakduif), eenentachtig jaar, echtgenoot van Sien. Sien met een Beerenburg en een sinas tegen de dorst, Gerrit met een pilsje. Ja, of een whisky. ‘Ik lust alles.’
Wij krijgen ook snel wat van Sien te drinken, ‘want anders krijgen jullie dorst en dat moeten we niet hebben’.

Als hier de telefoon gaat, neemt Gerrit op met ‘Met de NSVH’ en als hij te lang over een andere vrouw praat, zegt Sien: ‘Maar ik heb toch ook geen bochel?’ Zulke gesprekken. Drie onderwerpen zijn hier taboe: politiek, geloof en liefde. Sien: ‘Van al die dingen krijg je oorlog. Die z’n wijf heeft ergens anders liggen potten, die d’r man is homofiel geworden. En dan mag jij het op een ander verhaal brengen, zodat het weer gezellig wordt.’
Dit is de Jordaan, buiten de toeristenroute. De zaak opende in 1937. De eerste eigenaar was Rooie Nelis, zoon van Zwarte Nelis en vader van Blonde Sien. De Jordaan heeft iets met bijnamen. Sien: ‘De vader van mijn moeder heeft één stoot op zijn porem gehad en die heette zijn hele leven Jan de Lip.’
Het muziekrepertoire bestaat voornamelijk uit André Hazes, al beweert Gerrit een Engelstalig nummer in huis te hebben (‘van Froger’). Het interieur voldoet aan de stijlwetten: muren zijn er niet voor behang, die zijn er voor lijstjes met foto’s. Op die foto’s staan portretjes van Nelis en Sien door de jaren heen en van Gerrit toen die nog echt Zwarte Gerrit was. Verder een eindeloze stoet BN’ers: André van Duin, Hazes zelf natuurlijk, Danny de Munk, Opera Pietje, Gordon (‘die is hier begonnen, we kregen hem aangeboden van de marktjongens’), Rudi Carrell, twee generaties Alberti. Maar de grootste trots aan de muur zijn foto’s van stamgaste Beatrix als twintiger, als dertiger, als veertiger en als zeventiger. Blonde Sien is zelfs geridderd, vertelt ze niet alleen aan iedereen die het horen wil. Alleen met Koninginnedag, het hoogtepunt van het jaar voor Rooie Nelis, zijn de muren leeg. De onderste rijen foto’s gaan dan in een doos, want die worden steevast gejat. Wim Sonneveld was al twee keer spoorloos, dus die hangt nu helemaal tegen het plafond. We kunnen rustig stellen dat Rooie Nelis tegenwoordig een politieke factor is. Oud-premier Balkenende hing hier in zijn studententijd regelmatig aan de bar en bij zijn laatste verkiezingen in 2009 kwam hij ten einde raad vanuit Rooie Nelis campagne voeren. En kort na diens aantreden stond burgemeester Eberhard van der Laan opeens voor Blonde Siens neus. ‘Godskolere, krijg nou wat,’ sprak ze, en gaf Van der Laan een zoen plat op de bek. De burgervader heeft later nog een portret van zichzelf laten bezorgen, voor aan de muur hier. Gerrit ontviel ons in 2019. Café Rooie Nelis sloot een paar maanden eerder.

Geplaatst op

Nr. 89 Dante

 

Tien jaar lang hield Herman Brood domicilie in Dante. Van 1992 tot aan de dag van zijn vlucht van het Hilton bewoonde hij er een atelier op de bovenverdieping, waar hij onder anderen Bono een keer ontving.
Beneden in het grand café gebruikte Herman zijn ontbijt van melk met crème de menthe (‘Hoef je je tanden tenminste niet te poetsen’).
We moeten eerlijk zijn: zonder Brood is Dante vlees noch vis, een grand café zoals zovele, een etablissement met een 8 op de schaal van Gaap. Maar met Herman was er altijd kans op rottigheid. Bart Chabot beschreef een ochtendje Herman bij Dante.

Woensdag, 28 december 1994

Herman drinkt zijn glas leeg en staat op. ‘Kom mee, naar buiten. Demonstratie.’
Vlak voor de draaideur steekt hij plotseling zonder om te kijken zijn hand achter zijn rug naar me uit. Er glinstert iets tussen zijn vingers. Ik kan niet zien wat. Tijd om na te denken is er niet, want Herman loopt door en de draaideur komt eraan. Ik pak het chroomkleurige ding van hem aan en hou een pistool in mijn hand. Een Reck, 9mm. Een kamer met zes patronen. Made in Germany.
De draaideur suist achter me langs. We staan op het terras. Er is geen stoel onbezet.
‘Jij gaat daar staan.’ Hij gebaart naar links, naar het stuk kale stoep voor het terras.
‘Jongen, moet je horen…’
‘Ga daar staan. En dan schiet je me neer.’
‘Herman, maar…’
‘Richten en schieten.’
Hij loopt het terras af, buigt naar rechts, loopt vijf meter door en draait zich om.
Ik sta voor het terras, in de volle zon.
‘Schiet.’
Het wordt doodstil om me heen. Ik hef het pistool.
‘Kom op, schiet.’
‘Het is een geintje,’ denk ik bij mezelf. ‘Een geintje. Inderdaad, een demonstratie. Het zijn losse flodders. Het bestaat niet dat…’
‘Schiet!’
Hoe heet dat in de taal van een spaghettiwestern? Mijn wijsvinger kromt zich om de trekker.
Geintje, denk ik. Maar wat als er geen losse flodders in zitten? Hij zal toch niet…? Godverdomme. Weet ik veel wat-ie voor kankerzooi heeft gebruikt, vandaag? En wat er in zijn kop is opgekomen? “Rock- ’n-roll, mythe, kranten, Kurt Cobain, Herman Brood levensgevaarlijk gewond na aanslag, Rob Scholte, Mark Chapman, het NOS-journaal. ‘Vanmiddag, even na twee uur, is de legendarische zanger en schilder Herman Brood in het centrum van Amsterdam voor de ogen van…’ Stel je voor dat ik de trekker overhaal en… Ik heb Herman Brood vermoord.
Er klinkt gegil, opzij van me.
Of probeert-ie me uit? Spuit het door mijn kop. Test hij onze vriendschap?
De ultieme proef. Wil-ie weten of ik een pistool op hem zou kunnen richten en de trekker overhalen. Ik heb Herman Brood vermoord. Of… Of wil-ie me laten zien wat ik met dit boek doe? Wat ik aanricht? Dat ik hem verkoop, zijn kleren verdobbel, een Judas ben?
Er staan mensen op, tussen de terrastafels. Mijn vinger spant zich om de trekker. Ik ben gewend om met vuurwapens om te gaan. Als dienstplichtige, bij de luchtmacht, heb ik vrijwel dagelijks met pistolen gewerkt.
‘Schiet!!’
Herman ziet er goed uit. Hij draagt een zwart pak. Wit smokinghemd. Puntschoenen met tijgervelmotief.
‘Schíét!!’
Ik weet precies wat ik moet doen.
Op het terras vallen een paar stoelen om. Ik zucht, haal diep adem en zet mijn adem vast, zoals ik in dienst heb geleerd.
Adem in, lucht vastzetten, stabiliteit. Het pistool komt omhoog. Zonlicht ketst af op de loop. Ik knijp één oog dicht, richt op een punt vlak boven Hermans hoofd en haal de trekker over, soepel.
Een oorverdovende klap. Uit de loop spuit een vuurstraal van zeker dertig centimeter.
Ik heb Herman Brood vermoord.
Het geluid kan niet weg: de klap kaatst tussen de huizen in de smalle Spuistraat heen en weer.
Hermans hoofd knakt op zijn borst. Hij wankelt, wil naar me toe komen, probeert dat ook, maar zijn voeten hebben in de weinige tijd die hun gegeven was geen overeenstemming weten te bereiken over de te volgen route en wijzen, onzeker geworden, ieder een andere kant uit; tot Hermans benen de last van zijn bovenlichaam niet langer kunnen schragen en hij op de stoep in elkaar zakt.
Op het terras springen mensen gillend overeind – ik zie hun monden opengaan, maar horen kan ik hen niet, verdoofd als ik ben door het schot.Ik heb Herman Brood vermoord.
De Spuistraat raakt verstopt. Portieren vliegen open. Ik zie de gezichten van enkele bestuurders boven de auto-daken verschijnen.
Ik laat het pistool zakken. Van het terras van café Luxembourg komen mensen onze kant oprennen.
Herman krabbelt overeind, loopt naar me toe en neemt het wapen van me over. ‘Goed, hè,’ zegt hij.
Godverdomme.
‘En dan had ik het zo gedacht…We gaan alle terrassen af, in Amsterdam. En dan met de pet rond.’

 Uit: Bart Chabot, Up on the Hilton Roof, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

,

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geplaatst op

Nr. 57 Bitterzoet

 

“En opeens was daar Bitterzoet. Koud open en onmiddellijk een begrip in de stad…”

 

We spreken over het barre jaar 2003. De stad ging gebukt onder een ernstig gemis

aan een dagelijks podium voor beginnend talent, bands en dj’s – een club tussen

Winston en Paradiso in. Tenminste, zo zagen de initiators van Bitterzoet dat, en geef

ze eens ongelijk. Ze namen een geflopte jazzclub over en even later was je oud, grijs

en passé als je niet in Bitterzoet kwam.

 

Vanaf dag 1 was Bitterzoet het clubhuis van De Jeugd van Tegenwoordig – ze gaven er ook hun eerste concert – en de scene die daarbij hoorde. Ontwerper Parra ontwikkelde overdag het design van nieuwe Nikes en had ’s avonds zijn eigen kruk in Bitterzoet. Gee van sneakerstore Patta schoof dan ook aan, net als de jongens van Appelsap en blogger Nalden. Voor de liefhebbers van hiphop en gympies was dat een aantrekkingskracht op zichzelf. Mudvol kan het er zijn. Op zo’n avond is het happen naar adem, zeker omdat de airco nog weleens dienst wil weigeren – een concept dat de Amerikanen kopieerden voor Guantánamo Bay. Niemand kan het iets schelen. Bitterzoet is een relaxte tent, met een lounge met pooltafel, plantjes en designbanken, én met een podium waar iedere avond iets anders fraais te beleven is. Van reggae en Braziliaans tot funk en hiphop of anders wel een dj. Zelfs de maandagavond – de Bermudadriehoek van het uitgaansleven – krijgen ze aardig gevuld door een bekende Nederlander achter de draaitafel te zetten. Henk Schiffmacher speelde dj en Theo van Gogh draaide er voor twintig man. ‘Zie je wel, ik heb geen vrienden,’ sprak hij en ging aan de bar zitten zuipen. In het gastenboek schreef hij: ‘Het leek of ik op mijn eigen begrafenis draaide.’ Twee maanden later werd hij vermoord. Jan Marijnissen, altijd een gewone jongen gebleven, draaide vooral rockmuziek en Wouter Bos wimpelde de uitnodiging aanvankelijk af, drukdrukdruk. Tot ook bij de PvdA doordrong dat Bitterzoet geen verkeerde plek was en opeens had hij toch een gaatje gevonden. Zijn playlist liet hij trouwens door een stagiaire samenstellen.
De club begon meteen een streng deurbeleid. Maar niet de sneakers en caps worden geweigerd – dat is ook wat bewerkelijk met die hiphopscene binnen – maar de overhemden en instappers kunnen het vergeten. ‘Corporalen komen als iets nieuw is, nemen het over, en gaan dan weer weg, dat wilden wij niet,’ zegt initiator Joris Bakker, een wijs man. Ook zonder ballen was de tent binnen een paar jaar volledig afgeragd.Elke avond een andere productie en steeds propvol, dan blijft er weinig design over van die banken. Maar de missie is allang geslaagd:

Amsterdam heeft zijn mini-Paradiso.

Geplaatst op

Boek Vaderschap

boeken voor aanstaande vaders

Zestien jaar geleden schreef ik een boek, genaamd: Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt. Het was een tussendoorboekje, zo zag ik het tenminste. Tussen Komt een vrouw bij de dokter en De Weduwaar in. Mijn uitgever en ik verwachtten er dan ook niet zoveel van,  maar het leek me leuk om tussen die twee emotionele romans in wat anders te schrijven. Even wat luchtigs, een boek over vaderschap. Het speelkwartier.

Mijn uitgever en ik zaten er helemaal naast. Van Help, ik ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt! worden nu, zestien jaar later, nog elk jaar tien- tot twintigduizend stuks verkocht. Mannen blijven nou eenmaal hun vrouwen bezwangeren, zo gaan die dingen. En dan willen mannen een boek over het vaderschap, want wat nu?

boek vaderschap

Boek Vaderschap

Ik word regelmatig op straat aangesproken door mannen met kinderwagens, dat ik vriendelijk bedankt wordt, omdat ze dat ‘kutboek’ verdomme vier keer cadeau hadden gekregen met hun verjaardag. Ja, dan gaat het hard met de royalties, kan ik u zeggen. Deze week zat ik in de taxi met, naar bleek, mijn allergrootste klant ever. Mike, nogmaals dank namens mij, mijn kinderen en mijn accountmanager bij de bank.

Is het u ook toevallig overkomen? Heeft u uw vrouw bezwangerd? Nou dan heb ik er dus een leuk boek (vaderschap) over geschreven, misschien een goed idee als cadeau voor vaderdag!

PS: Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt is gesigneerd te koop, inclusief vadertas en die wil je, op mijn webshop. Leuk voor #vaderdag! Nu boek vaderschap te koop, gesigneerd.  (Inclusief vadertas)