Beste Willem,
Onlangs, op het JFK-gala, vertelde jij me dat je moeder boos op mij was. Je bracht me daarmee aardig in verlegenheid. Ik zat aan een tafel met mijn geliefde, tegenover me zaten twee modelletjes (althans, zo stelden ze zich voor en na de dames uitgebreid bekeken te hebben, vond ik geen reden hieraan te twijfelen), een soapsterretje waarvan ik de soap niet direct voor de geest kon halen en enkele Bekende Nederlanders die me evenmin bekend voorkwamen. Stuk voor stuk – met uitzondering van de Bekende Nederlanders – mooie vrouwen. Stond jij daar ineens aan mijn kop te zeiken. En zoals mijn vader, één van de grootste Tilburgse filosofen aller tijden, me heeft geleerd: ‘Op kou kun je je kleden, op gezeik aan je kop niet.’
Willem, je stond erbij alsof ik je bal had afgepakt en dat je die nu samen met je moeder kwam terughalen. Mijn eerste reactie was: wacht, als jij jouw moeder erbij haalt, haal ik mijn vader erbij, tot ik me besefte dat dit niet makkelijk zou worden, aangezien mijn vader vorig jaar is overleden.
Mijn tweede reactie was om je dan zelf maar een beuk te geven. Op een goed feest moet gevochten worden, zei mijn vader zaliger altijd. Maar ach, we hadden allebei ons mooie kostuum aan, dus ik dacht,: laat ik eens kijken of we het niet eens een keer met praten konden oplossen. Je legde me uit dat je moeder maar niet begreep waarom ik haar zoon iedere column weer belachelijk maakte. Nota bene in jouw eigen blad. Of ik soms een hekel aan jou had. Of jij me ooit wat had misdaan. Of ik daar niet mee op kon houden.
Daarom vroeg ik je het telefoonnummer van je moeder. Volwassen mensen onder elkaar. Afijn, ik heb haar gebeld en ben bij het mens op de koffie gegaan. Ik ben namelijk best goed met moeders. Had ik vroeger al. Zolang je maar altijd netjes U zegt en af en toe een bosje bloemen meeneemt (zou jij ook eens vaker moeten doen, Willem, zei ze nog, en dan niet zo eentje van de Shell): dan eten ze uit je hand, die moeders. Kan je ze rustig bellen dat hun dochter ’s avonds niet thuis komt, maar pas de ochtend erna om een uur of elf, twaalf, nadat ze ontbijt heeft gemaakt. Maar dat je haar wel netjes naar huis brengt.
Maar moeder Baars was goed link op me, omdat ik jou hier op deze plek iedere maand te kakken zet. En hoe leg je aan een moeder, aan Hans Kraaij, of aan een Chinees uit dat iets satire is. Ik weet nog wat mijn moeder heeft gedaan met de recensent van Het Parool die Komt een vrouw bij de dokter ooit de grond in boorde. Arme jongen is nooit meer teruggevonden. Terwijl ik meteen doorhad dat het natuurlijk satire was.
Toch had ik het met haar te doen. Ik heb nou eenmaal een zwak voor moeders die opkomen voor hun zoon, hoe onterecht dit ook moge zijn in de ogen van de buitenwereld. En ik begreep het ook wel, ze is gewoon blij dat je een vaste baan hebt. Ze vertelde me nog dat ze altijd bang was dat je op een sociale werkplaats zou eindigen, en dat doet een moederhart zeer.
Willem, ik zal het eerlijk zeggen: ze heeft mijn hart gestolen, die moeder van je! Ik kwam haast niet weg, man, toen de lucht eenmaal geklaard was. Kwam ze aanzetten met kokosmacronen en echte filterkoffie. Ik kwam haast niet weg, ik denk dat we zeker nog een kwartier hebben zitten beppen. O, en ze heeft je jongenskamer nog laten zien. Wat schattig, die poster van Backstreet Boys aan je muur!
Nee, als ik het zo allemaal overzie, snap ik eigenlijk best waarom jij pas op je veertigste het huis uit bent gegaan.
Ik heb je moeder beloofd voortaan met iets meer respect over je te schrijven.
Ik zal eens gaan denken waarover, in godsnaam.